Startpagina / Samenvattingen / Leren communiceren / lezer-toehoorder-inhoud

Formulering - Begrijpelijk taalgebruik

6 belangrijke vragen over Formulering - Begrijpelijk taalgebruik

Misverstand (de lezer of toehoorder denkt dat hij de inhoud begrijpt, maar hij begrijpt het verkeerd)
Moeilijkheid (de lezer of toehoorder begrijpt wel wat er bedoeld wordt, maar het kost hem onnodig veel moeite)
Onbegrip (de lezer of toehoorder heeft geen idee wat er bedoeld wordt).

Woorden waarvan iedereen de betekenis wel kent, maar die zo algemeen zijn dat niet duidelijk is wat ze in déze context precies betekenen.

Om een onbeleefde of pijnlijke directe aanspreking van de lezer te vermijden.
Om een directe verwijzing naar de schrijver te vermijden.
Om in het midden te laten wie voor iets verantwoordelijk is.
Om te laten doorschemeren dat de schrijver of spreker het niet eens is met de inhoud van de zin en er enige afstand van wil nemen.
Om een zin beter te laten aansluiten bij de zin die eraan voorafgaat.

Als een aantrekkelijke, actieve stijl nodig is (bijvoorbeeld als persuasieve of motiverende doelen voorop moeten staan).
Als grote precisie en helderheid vereist zijn.
Als lijdende-vormzinnen zich ophopen.

Als de afstand tussen de bijbehorende zinsdelen erg groot wordt.
Als de lezer op het verkeerde been gezet wordt doordat zinsdelen die bij elkaar horen, ver van elkaar komen te staan.
Als tangconstructies opeengestapeld worden.

Voorzetselconstructies tasten de begrijpelijkheid niet per se aan. Begrijpheidsheidsproblemen met voorzetsels onstaan vooral door opeenstapeling.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.