Samenvatting: Les 1 - Inleiding Klinische Psychologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Les 1 - Inleiding klinische psychologie
-
1.1 Klinische psychologie: onderwerp en vraagstelling
-
Wat is de definitie van klinische psychologie?
Klinische psychologie is depsychologische studie vanproblematisch menselijk gedrag: problematisch voor iemand zelf en/of voor zijn naaste omgeving en/of voor de samenleving. -
1.2 Twee opvattingen van het begrip abnormaal
-
Wat wordt bedoeld met abnormaal of pathologisch gedrag?
Dit betreft gedrag dat forsafwijkt van een norm dievoorschrijft hoe mensen van een bepaaldeleeftijd ensociale klasse zich normaalgesproken gedragen (sociaal aangepast ,doelmatig ,realistisch ). Deze norm hangt samen met gezond psychologisch functioneren. -
Noem 7 criteria voor gezond psychologisch functioneren. Hierbij is het nodig dat het gedrag:
- Effect heeft op met name de buitenwereld.
- Respons oproept van anderen.
- Voldoende uitdaging biedt en tegenspel oproept.
- Gebeurtenissen ontlokt die de betrokkene voor nieuwe problemen en uitdagingen plaatst (levensdramatiek -Helwig).
- Voldoende aansluit bij iemands behoeften en interesses.
- Voldoende aansluit bij iemands talenten en verworven vaardigheden.
- Een continu verloop laat zien van het eerder gedane.
- Effect heeft op met name de buitenwereld.
-
1.3.3 Niet-klinische psychologie
-
Noem 8 soorten niet-klinische psychologie.
- Functieleer > waarnemen, denken, geheugen.
- Sociale psychologie.
- Ontwikkelingsleer.
- Fysiologische psychologie > invloed van fysiologische processen op psychologische functies.
- Persoonlijkheidsleer > gedrag en functioneren van mensen in diverse omstandigheden.
- Forensische psychologie > criminologie.
- Arbeids- en organisatiepsychologie.
- Theoretische psychologie > belangrijke vraagstukken uit geschiedenis van psychologie en invloed daarvan op wetenschap, filosofische aspecten.
- Functieleer > waarnemen, denken, geheugen.
-
1.4.1 Een grove onderverdeling
-
Noem 3 soorten problematisch gedrag.
- Neuroses > moeilijkheden worden vooral intern verwerkt, met als gevolg emotionele, psychosomatische en/of depressieve klachten. Voorbeelden: extreme wegcijfering, angst en paniek, fobie, milde depressie, conversiestoornis.
- Psychoses > ernstige desorganisatie van gedrag, denken en voelen, of vorming van niet-corrigeerbare, min of meer systematische waandenkbeelden. Voorbeelden: schizofrenie, waan, psychose, psychotische depressie, manie. NB Anorexia, dwang en BPS worden vaak gezien als grensgevallen tussen neurose en psychose.
- Psychopathie > ernstige persoonlijkheidsstoornis, waarbij geweten niet aanwezig is of is aangetast. Andere termen: sociopaat, antisociale persoonlijkheid.
- Neuroses > moeilijkheden worden vooral intern verwerkt, met als gevolg emotionele, psychosomatische en/of depressieve klachten. Voorbeelden: extreme wegcijfering, angst en paniek, fobie, milde depressie, conversiestoornis.
-
1.4.3 De onderverdeling van DSM-IV (-TR)
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4.3
Laat hier meer flashcards zien -
Op wiens classificatiesysteem is de DSM gebaseerd?
Op de systematische classificatie van Kraepelin. -
Met welke 5 beoordelingsassen werkt de DSM -IV?
- as I - Klinische syndroom.
- as II - Persoonlijkheidsstoornissen en specifieke ontwikkelingsstoornissen.
- as III - Fysieke stoornissen en condities.
- as IV - Een score van 1 tot 7 voor de ernst van psychosociale stressbronnen in het afgelopen jaar.
- as V - Een score van 1 tot 100 voor het globale niveau van functioneren in het afgelopen jaar.
- as I - Klinische syndroom.
-
1.4.5 De ICD-10 indeling van de WHO
-
Wat is de ICD van de World Health Organization?
Dit is de International Classification of Diseases. Inmiddels is sinds 2019 de elfde versie in gebruik, de ICD-11. Het deel dat betrekking heeft op psychische stoornissen lijkt tamelijk op de DSM-IV. -
1.5.1 Inleiding
-
Noem 5 factoren die invloed hebben op iemands gedrag, gedachten en gevoelsleven.
- Huidige omstandigheden.
- Vroegkinderlijke en latere leergeschiedenis.
- De neerslag van deze leergeschiedenis in het gedragsrepertoire.
- Verwachtingen en veronderstellingen omtrent de wereld en jezelf.
- Traumatische herinneringen.
- Huidige omstandigheden.
-
1.5.4 De rol van een gebrekkig gedragsrepertoire
-
Wat is het grootste nadeel van een gebrekkig gedragsrepertoire bij life events?
Dit kan ertoe leiden dat eenlife event sneller leidt totbestaansaantasting, vooral als een gebrekkig gedragsrepertoire samengaat met een slecht aanpassingsvermogen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden