Samenvatting: Lesintaal 1.3 Deeltijd
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Lesintaal 1.3 Deeltijd
-
1.13 Mondelinge taalvaardigheid
Dit is een preview. Er zijn 21 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.13
Laat hier meer flashcards zien -
Noem de cognitieve taalfuncties, deze verwijzen naar de conceptualiserende functie van taal.
- rapporteren: verslag doen van iets wat in de werkelijkheid voorkomt. Hieronder vallen: benoemen/etiketteren, beschrijven, vergelijken (Dit is een visje met een lange staart, die andere is korter.);
- redeneren: beschrijving waarin een extra denkstap wordt verwoord. Hieronder vallen: chronologisch ordenen; concluderen; middel-doelrelatie of instrumentele relatie leggen; oplossen van een probleem; oorzaak-gevolgrelatie leggen (Als we de deur van de koelkast opendoen, gaat de cavia piepen, want dan wil hij ook eten.);
- projecteren: verplaatsen in de gedachten en de gevoelens van iemand anders (Esra heeft geen zin om te spelen. Ze is verdrietig want haar konijn is dood.) -
Wat is het verschil tussen successieve danwel simultane tweetaligheid?
Begint een 2e taal ontwikkeling voor het 3e jaar dan is dit een simultane ontwikkeling. -
Hoe kun je ervoor zorgen dat je een 2e taal als ‘native’ uitspraak verkrijgt?
Beginnen met een 2e taal in je kindertijd. -
Welke 3 functies van taal kun je onderscheiden?
- de communicatieve functie van taal: taal wordt gebruikt om te communiceren met anderen. Een taalgebruiker wil iemand bijvoorbeeld informeren of amuseren;
- de conceptualiserende functie van taal: taal wordt gebruikt om de werkelijkheid te ordenen. Via de taal die je gebruikt, verwijs je voortdurend naar betekenissen en concepten. Een taalgebruiker benoemt de werkelijkheid om zich heen en beschrijft relaties. Hiermee krijgt hij grip op die werkelijkheid;
- de expressieve functie van taal: taal wordt gebruikt om uitdrukking te geven aan persoonlijke emoties. -
Wordt er bij een taalachterstand gekeken naar meertalige aspect?
Nee, we spreken alleen over achterstand van het Nederlands. -
Waar staat VVE voor, en voor welke leeftijd is dit??
Voor- en vroegschoolse educatie voor 2- tot 6-jarigen. Ouder worden hierbij ook betrokken. -
Hoe zou bij kinderen een cognitieve ontwikkeling plaats kunnen vinden?
Kinderen moeten eerst begrijpen wat een oorzaak-gevolgrelatie is, zoals in rammelaar-loslaten-vallen. Pas dan zullen ze de uitdrukkingsvorm in taal kunnen begrijpen (receptieve taalvaardigheid). Vervolgens gaan ze zelf leren dit uit te drukken in taal (productieve taalvaardigheid) met bijvoorbeeld omdat of als-dan. In interacties zullen kinderen de correcte vorm hiervoor leren en weer nieuwe impulsen krijgen voor zowel hun cognitieve als hun taalontwikkeling. -
Welke eigenschappen worden er in hety mentaal lexicon opgeslagen?
concept semantische informatie over de betekenis van een woord.
akoestische informatie
hoe je het uitspreekt (fonologische informatie)
hoe je het vervoegt en verbuigt (morfologische informatie)
hoe je het in een zin gebruikt (syntactische informatie)
in welke pragmatische situaties je het gebruikt
hoe je het schrijft (orthografische informatie).
Al die verschillende soorten informatie worden wel de identiteiten van een woord genoemd. -
Welke hersendelen / functies ken je die met taal te maken hebben?
Mentaal Lexicon - Opslag van de woorden
Centrum van Broca - motorisch spraakcentrum
Temporale kwab van de linkerhersenhelf - begrijpen van grammatica van zinnen -
2.13 Woordenschat
Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.13
Laat hier meer flashcards zien -
Waar herken je er meer van receptieve of productieve woorden?
Receptieve, je kunt ze pas gebruiken (productief) als je ze zelf ervaren hebt.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden