Samenvatting: Leven En Schrijven Onder De Keizers - Panegyricus En Brieven Van Plinius

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Leven en schrijven onder de keizers - Panegyricus en Brieven van Plinius

• 3 Plinius' Panegyricus

• 3.3.1 a. Een gebed is gepast bij een dankbetuiging

  Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.3.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Quod nihil rite, nihil providenter homines sine deorum immortalium ope, consilio, honore auspicarentur.

  Omdat de mensen niets naar behoren, niets op voorzienende wijze zonder de hulp van, raad van , respect voor de onsterfelijke goden begonnen.

• Qui mos cui potius , quam consuli aut quando magis usurpandus colendusque est,

  Door wie liever dan door een consul of wanneer meer moet deze  gewoonte worden benut en worden vereerd

• Quam cum imperio senatus, auctoritate rei publicae, ad agendas optimo principi gratias excitamur?

  Dan wanneer wij op bevel van de senaat, op gezag van de staat, worden aangespoord om dank te betuigen aan onze voortreffelijke keizer?

• Quod enim praestabilius est aut pulchrius munus deorum, quam castus et sanctus et dis simillimus princeps?

  Want welk geschenk van de goden is voortreffelijker of mooier, dan onze onbaatzuchtige en eerbiedwaardige en het meest op de goden gelijkende keizer?

• Waarom bestaat volgens plinius, de gewoonte om handelingen en toespraken met een gebed te beginnen?

  Omdat de mensen bij al hun acties of handelingen afhankelijk zijn van de hulp van de goden

• Op welk moment is de gewoonte om handelingen en toespraken met een gebed te beginnen het meest op zojn plaats?

  Als officieel aan de keizer dank moet worden betuigd

• Quod ... auspicarentur (3-4): quod wordt gevolgd door een conjunctivus. Wiens mening geeft deze causale bijzin weer?

  De mening van de maiores: de voorouders

• Deorum immortalium (3-4): welk stijlfiguur tref je hier?

  Pleonasme

• Waarom moeten de goden worden bedankt?

  Omdat een voortreffelijke keizer het mooiste geschenk is dat de goden kunnen geven

• Met welk woord verwijst Plinius naar zichzelf?

  consuli (5)