Samenvatting: Leven Op Stand, 1890-1940
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Leven op stand, 1890-1940
-
1 blz. 12-25 Stand
Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
'ons soort mensen' ofwel standsgenoten, hoe uitte zich dit in de dagelijkse praktijk in Nederland rond 1900?
Er was geen uitwisseling, iedereen bleef binnen zijn stand en vanuit de hogere stand werd zeer neergekeken op de lagere stand. Zeker als deze mensen de 'brutaliteit' hadden zich uiterlijk kenmerken van een hogere stand aan te meten, daar stoorde men zich vreselijk aan. Boeren en kleinburgers in de provincie worden in boeken beschreven als een soort inboorlingen, die nooit begrijpen wat je bedoelt.
Bij problemen of moeilijkheden wendde je je ook niet tot de politie of zomaar de eerste beste mensen, maar zocht je hulp bij mensen van je eigen stand. -
Wat verstond men onder burgerlijk?
Huizinga roemde het burgerlijke in de Ned. beschaving, wij, Nederlanders, zijn alle burgerlijk.
Burgerlijk was tot diep in de 20e eeuw een neerbuigende term in de mond van mensen, die door buitenstaanders (kunstenaars, socialisten, aristocraten) bij uitstek burgerlijk zouden zijn gevonden. Vrije beroepen heetten in Engeland middle class of evt. upper middle.
Burgerlijk was een makkelijke term om alles af te doen waarboven men zich verheven voelde. Er werd niet hardop over gesproken. Burgerlijk werd niet zo genoemd, het werd buh. -
Aan welke eisen moest een familie voldoen wilde zij als nieuwe adel erkend worden?
Het criterium was dat zij moest behoren tot het 'patriciaat', de regenten en dit tenminste drie generaties voor 1795. Een functie in één van de vroedschappen van stemhebbende steden van de Republiek of in de Haagse regeringscolleges. -
Tegen welke specifieke groepen in de maatschappij zette deze bovenlaag zich nadrukkelijk af?
Zij zetten zich juist nadrukkelijk af tegen wat zij de 'burgerij' noemden, nl. middenstanders en kleine employés.
Als ze ergens niet mee geassocieerd wilden worden dan was het wel met zoiets als 'burgerlijk' te zijn.
'Burgerlijk' was tot diep in de 20e eeuw een neerbuigende term en werd gemakkelijk gebruikt om alles af te doen waarboven men zich verheven voelde, tezelfdertijd moest je ervoor waken er niet te vaak in het openbaar over te spreken en de term zelfs liever niet in zijn geheel uitspreken, maar verkorten tot 'buh'. -
Hoe werden de verschillen aangemerkt?
Zeer zichtbaar. Armen droegen geen hoeden, maar petten, geen schoenen, maar klompen of pantoffels, geen gekochte kleding, maar zelfgemaakt of afleggertjes.
Volkse vrouw werd juffrouw of vrouw genoemd. Dienstbode of werkman werden getutoyeerd.
Ideaalbeeld Nederlandse elite is gebleven tot zeker 1940. -
Hoe werd de sociale stijging va burgers gezien?
Was verwerpelijk streven van kleine burger om op te klimmen, parvenu zou zich altijd blijven verraden. Parvenue-achtig gedrag werd op alle terreinen gemeden, obsessief gedrag. -
Wat voor invloed had het blauwe boekje?
In 1903 verscheen het Ned. adelsboek, in 1910 de niet-adellijke versei (blauwe boekje), Ned. Patriciaat. oorspronkelijk beschrijving van niet-adellijke takken van adellijke families, vaak met adel getrouwd en degenen 'door het bekleden van hoge ambten of bijzondere persoonlijke verdiensten'.
Deftige levensstijl bepaalde opname in het boekje. -
Hoe stond de bovenlaag tegenover buitenstaanders?
Bovenlaag hield buitenstaanders buiten de deur. Dedain voor alles wat te maken had met handel en industrie was groot. Geleidelijk vestigden zich steeds meer rijke industrieelen in bosrijke gebieden rond Utrecht, hun rijtuigen en grootse levensstijl konden niet meer worden genegeerd.
Eerste Utrechtse Jaarbeurs in 1917 was, sociaal gesproken, doorbraak.
In 20e eeuw smolt geringschatting voor geld dat in zaken was verdiend weg. Principiele afwijzing van handel en industrie veranderde in relatieve, grote zaken waren ok, kleine werd onverminderd neergekeken. -
Waaraan lag het dat men direct kon vaststellen uit wat voor stand een mens kwam?
Etiquetteboeken bespraken bijv. de houding. Toont of men zich in hoge of lagere kringen beweegt, welke opvoeding, zelfachting en zelf-eerbiediging, en de vorm van zelfbeheersing. Met wie men omgaat. Met rechte rug, waardige tred, zichtbare beheersing van blikken en gebaren bewijs dat men zichzelf in de hand had.
Houding en kleding hadden met elkaar te maken, maar vooral kleding maakte het grote verschil. In kleding van vrouw van stand kon zij zich eleganter bewegen, soms ook nauwelijks bewegen. Hoefde niets te dragen.
Men had een geborduurd reticule of handwerktasje bij zich. -
2.1 Tekst 6
Dit is een preview. Er zijn 34 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat voor rol speelt literatuur bij de totstandkoming van het 'cultureel geheugen'?
Als je kijkt naar het moment van productie en het moment van receptie, zie je dat de literatuur een bijzonder complexe relatie heeft tot de tijd.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden