Samenvatting: Levensloop | 9789461103000 | lweo
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van levensloop | 9789461103000 | lweo
-
1 keuzes
-
1.4 de invloed van andermans keuze
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn belangrijke begrippen in de speltheorie en leg ze krot uit:
- Spelers --> nemen de beslissingen. Kunnen personen, clubs, bedrijven of overheden zijn. De informatie is symmetrisch, ze hebben een strategie en handelen rationeel
- pay-off --> de verwachte opbrengst van een keuze
- strategie --> dominante strategie, strategie die het meeste oplevert, ongeacht de strategie van de ander
- evenwicht --> een voorspelling van de uitkomst van het spel
-
Wat is het gevangenendilemma of prisoner's dilemma?
Speltheorie waarbij tweespelers eendominante strategie hebben, maar waarbij hetnash-evenwicht suboptimaal is, het is voor beidespelers ongunstig . --> elke speler heeft een prikkel om een strategie te kiezen die voor hem het voordeligst is- herhalen of gebonden worden aan afspraken kan ervoor zorgen dat er een coöperatieve strategie ontstaat
-
2 risico en informatie
-
2.5 Particuliere verzekering
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.5
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe bestrijd je averechtse selectie?
Vragenlijsten (leeftijd, beroep, postcode,woonadres ),premiedifferentiatie ,vrijwillig eigen risico, bonus malus regeling, collectieve dwang. -
2.7 Collectieve verzekeringen
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.7
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn kenmerken van collectieve of sociale verzekeringen?
- Verplichte solidariteit
- hoogte premie niet afhankelijk van het risico maar van de hoogte van het inkomen
- werknemers (werken) en volksverzekeringen (iedereen, bv: AOW, Wlz, WW, ZW, WIA)
-
3 inkomen en belasting
-
3.2 Heffing op inkomen
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.2
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe bereken je het gemiddelde heffingstarief of de gemiddelde heffingsdruk?
(inkomensheffing : bruto looninkomen) x 100% -
3.3 herverdeling
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.3
Laat hier meer flashcards zien -
Neem de druk op inkomens toe of af bij inkomensheffing? En bij indirecte belastingen?
Inkomensheffing: toeneemt bij stijgend inkomen
indirecte belastingen: afnemen bij stijgend inkomen -
5 vermogen
-
5.3 de reële waarde van het vermogen
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is de consumenten prijsindex (cpi)?
Geeft aan hoeveel de kosten vanlevensonderhoud in een jaar stijgen en is eenmaatstaaf voorinflatie (wordt berekend door het cbs) -
6 de oude dag
-
6.1 inleiding
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 6.1
Laat hier meer flashcards zien -
Uit welke 3 pijlers van het pensioenstelsel kan iemand die met pensioen is kapitaal ontvangen?
In de eerste pijler legt de overheid de basis met de AOW-uitkering.
In de tweede pijler sparen mensen voor een (bedrijfs)pensioen via hun werkgever en een pensioenfonds.
In de derde pijler kan iemand zelf sparen voor zijn oude dag om zijn inkomen op pijl te houden. -
Hoe wordt het Nederlandse pensioenstelstel ook wel genoemd?
Het Nederlandse pensioenstelsel wordt ook wel de drie pijlers genoemd. -
6.2 de AOW
Dit is een preview. Er zijn 18 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 6.2
Laat hier meer flashcards zien -
Vanaf welke leeftijd ontvangt iemand een AOW-uitkering van de overheid in Nederland?
Iemand in Nederland ontvangt vanaf zijn 65e jaar een AOW-uitkering van de overheid.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden