Biomoleculen - Koolhydraten - De verschillende klassen koolhydraten

10 belangrijke vragen over Biomoleculen - Koolhydraten - De verschillende klassen koolhydraten

Welke verschillende klassen koolhydraten zijn er?

De koolhydraten kunnen onderverdeeld worden in drie groepen:
  • De monosachariden: deze bestaan uit een enkel of polyhydroxyketon eenheid
  • De disachariden: deze bestaan uit twee aan elkaar gekoppelde monosachariden
  • De polysachariden: dit zijn zeer lange ketens van aan elkaar gekoppelde monosacharide­ eenheden

Waarin kunnen monosachariden worden onderscheiden door de plaats van hun carbonylgroep?


Monosachariden zijn door de plaats van hun carbonylgroep (C=O) aldehyden of ketonen die verder primaire en secundaire alcoholgroepen (C−O−H) bevatten.
  • Bij een aldehyde ligt de carbonylgroep aan het eind van de koolstofketen
  • Bij een keton ligt de carbonylgroep in de keten (dus niet aan één van de einden)


Hoeveel koolstofatomen per molecule bevatten de meeste in de natuur voorkomende monosachariden?

De meeste in de natuur voorkomende monosachariden bevatten drie, vijf of zes koolstofatomen per molecule en worden daarom respectievelijk triosen, pentosenen hexosen genoemd. Suikers met vier of zeven koolstofatomen komen veelminder vaak voor.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat wordt er bedoeld met de hydrolyse van di- olisachariden?

Di­ en oligosachariden kunnen in monosacharide­eenheden uiteenvallen.
Bij deze splitsing wordt een molecule water opgenomen (hydrolyse).

Triosen, pentosen en hexosen

Alle monosachariden bezitten koolstof, dit verwijst naar hoeveel koolstofatomen pet molecuul in de sacharide voorkomt

Welke functies kunnen polysachariden in de cel vervullen:

  • Structurele functie vervullen, zoals bijvoorbeeld cellulose
  • Of ze kunnen dienen voor de opslag van reservevoedsel, zoals zetmeel in planten en glycogeen in dieren.

Waarom zijn polysachariden niet geschiktv voor transport

Het zijn hele grote, onoplosbare molecule

Plantencellen opslag koolhydraten

In zetmeel. Dit is een mengsel van amylose en amylopectine. Dit zijn beide polymeren van glucose. Het neemt een helixvorm aan. Je kan dan a1-4 zeggen: dat betekent dat de binding van bij 1 zit en bij 4.

Oslag dieren koolhydraten

In glycogeen. Vooral lever en spiercellen bevatten grote hoeveelheden glycogeen. Weer hebben deze een belangrijke vorm. Vind dit in je binas xx/

Waarom kunnen planten glycogeen en zetmeel afbreken maar cellulose niet

Omdat glycogeen en zetmeel een a-1,4-glycosidebinding hebben, dit kan een dier afbreken. Cellulose heeft een b-1,4-glycosidebinding, die binding kunnen dieren niet verbreken en hebben dus hulp daarbij nodig

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo