Startpagina / Samenvattingen / Levenswetenschappen 2 : fysiologie / mrna-translatie-gen

Afvoer van stoffen - Eiwitsynthese

5 belangrijke vragen over Afvoer van stoffen - Eiwitsynthese

Welke drie soorten RNA zijn er en welke functie hebben ze?

1. Boodschapper- of messenger RNA (mRNA) Dit verbindt twee processen: de transcriptie, waarbij een stuk DNA (een gen) overgeschreven wordt tot mRNA, en de translatie, waarbij het mRNA wordt vertaald naar een keten van aminozuren (een eiwit).
2. Transport of transfer RNA: het speelt een belangrijke rol bij de translatie van mRNA naar eiwitten. Het heeft een anticodon (complementair aan het codon op mRNA) en een bindingsplaats voor één van de aminozuren.(klaverbladstructuur als vorm).
3. Ribosomaal-RNA: Het is een onderdeel van het ribosoom, en heeft als functie het katalyseren van de reactie die de eiwitketen verlengt.

Wat houdt het proces van translatie in?

rRNA vormen de bakoventjes, mRNA de lopende band en tRNA zorgt voor de aanvoer van grondstoffen van het fabricageproces in het eiwitfabriekje

Waar vindt de eiwitsynthese plaats bij de prokaryoten?

Prokaryoten zoals bacteriën hebben geen celkern. Hierdoor kan bij het mRNA translatie en transcriptie tegelijk plaatsvinden. De translatie is polyribosomaal, omdat er meer dan één ribosoom actief is. Het systeem van translatie bij prokaryoten is hetzelfde als bij eukaryoten. De samenstelling van de ribosoom is bij prokaryoten echter anders dan bij eukaryoten. Hierop spelen sommige antibiotica in.