Samenvatting: Lichamelijk Functioneren 7

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Lichamelijk functioneren 7

• 1 Thema 1: Laboratoriumonderzoek, beeldvormende technieken en andere onderzoeken

• 1.1.1 MRI

  Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat hebben waterstofprotonen te maken met een MRI? 

  Waterstofprotonen hebben een magnetisch veld. Als de kern wordt blootgesteld aan straling kan het de kern omklappen en later weer terugslaan. Door de waterstofkernen aan te slaan en dan te meten hoeveel straling van verschillende golflengten terugkomt van de terugvallende spin kan je weten op welke plaats hoeveel waterstofkernen zitten. Dit verwerkt de computer tot een 3D plaatje.

• Hoe kan je door waterstofprotonen verschillende organen onderscheiden op een MRI?

  Omdat allerlei soorten weefsel verschillende waterstofdichtheden hebben.

• Wat kleur zwart op de MRI-scan?

  Gebieden waar geen water is, zoals lucht of bot.

• Waarom zou een arts een contrastmiddel willen gebruiken bij een MRI?

  Opsporen van een tumor of onderzoeken hersenfuncties.

• 1.1.2 CT-scan

  Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoe is de doorsnede bij een CT-scan?

  Transversale doorsnede

• Waar maakt een CT scan gebruik van?

  Van computers om dwarsdoorsneden te recontrueren.

• Wat doet contrastmiddel bij een CT-scan?

  Die kunnen gebieden duidelijker afbeelden: juist extra wit of zwart.

• Hoe wordt contrastmiddel toegediend en wat moet je nadien doen en waarom?

  Intraveneus, oraal of inhalatie
  Hydreren. Contrastvloeistof is nefrotoxisch

• Hoe ziet een CT-scan apparaat eruit?

  Tunnelvormig. In de tunnel zit een ring die om het te onderzoeken deel van het lichaam heen draait. Uit deze ring komt een röntgenstraal die elke paar millimeter een nieuwe scan maakt.

• 1.1.3 Röntgen

  Dit is een preview. Er zijn 16 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is het meest radiopaak en wat is het minst?

  Meest is beenweefsel
  Minst is lucht