Cognitieve ontwikkeling kindertijd
10 belangrijke vragen over Cognitieve ontwikkeling kindertijd
Shifting (executieve functie) op verschillende leeftijden
- 3- en 4-jarigen: kunnen schakelen tussen twee eenvoudige, gecontextualiseerde sets
- Tussen 5 en 6 jaar: kunnen complexere shifting-taken uitvoeren
- Tot de vroege adolescentie: toename van het aantal kinderen dat complexe shifting-taken onder de knie heeft
- Op oudere leeftijd achteruitgang: higher shift costs
- Shift cost groter voor 7- en 11- jarigen dan voor 15-jarigen, 15-jarigen zijn vergelijkbaar met jongvolwassenen
Inhibitie (executieve functie) op verschillende leeftijden
- Vroege kinderjaren: snelle verbeteringen
- Voor schoolgaande leeftijd: vermindering van inhibitiefouten
- Significante verbeteringen, vooral tussen 5 en 8 jaar
- Middelbare jeugd: verbeteringen in
(b) oculomotorische inhibitie (?)
(c) eenvoudige responsinhibitietaken
- Adolescentie en volwassenheid: weinig verdere verbetering, verbetering van oculomotorische en responsinhibitie taken tot de leeftijd van 15, en tot de leeftijd van 21 op Stroop(-achtige) taak (d) cognitieve inhibitie
- Bij ouder worden: afname van responsinhibitie, geen leeftijdsgerlateerdeafname van oculomotorische en cognitieve inhibitie
Episodisch geheugen kindertijd
- Begint met rijping hippocampus (2e helft 1e jaar)
- 6 maanden: 24 uur informatie onthouden
- 20 maanden: kunnen zich informatie van 12 maanden eerder herinneren
- Bewuste herinneringen van baby's onstabiel en van korte duur
- 3-5 jaar: onthouden gebeurtenissen met specifieke tijd en locatie en meer details
- Voor schoolgaande leeftijd: steeds meer autobiografische kenmerken
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Episodisch geheugen adolescentie
- 11-12 jaar: vergelijkbaar met kinderen, beide groepen slechter dan jongvolwassenen
- Goede beheersing van elaboratie (persoonlijk relevant) als geheugenstrategie
- Bewuster gebruik van strategieën dan jongere kinderen
- Selectiever gebruik van strategieën, alleen op relevant materiaal
Associative deficit hypothese
- Leeftijdsverschillen in herkennen van gepaarde informatie
- Het herkennen van bekende gezichten en namen wordt niet beïnvloed door de leeftijd (intact item recognition)
- Geldt enkel bij intentional ecoding instruction
Mechanismen ten grondslag aan verandering van leren en geheugen
- Veranderingen in basiscapaciteiten: werkgeheugenruimte voor het manipuleren en verwerken van informatie
- Veranderingen in geheugenstrategieën
- Kennis van het geheugen, (meta-cognitie) resulteert in het selecteren van geschikte leerstrategieën
- Informatie is bekender en gemakkelijker te onthouden (kennis van de wereld)
Beschermende factoren tegen (cognitieve) achteruitgang
- Adaptieve levensstijl
- Aanpasbare psychosociale en gedragsfactoren
- Lichaamsbeweging
- Sociale steun
- Positieve overtuigingen
- Gevoel van controle
Risicofactoren (cognitieve) achteruitgang
- Roken
- Slechte voeding
- Obesitas
- Eenzaamheid
- Maladaptieve levensstijl
MIDUS study: veerkracht
- Laag SES + lage opleiding = laag episodisch geheugen + minder geneigd om stimulerende cognitieve activiteiten te doen
- Veel cognitieve activiteit bij mensen met een lage SES en een lage opleiding = geheugen is vergelijkbaar met geheugen van mensen met een hoge opleiding
Dus cognitieve activiteit is belangrijk!!!
MIDUS study telomeren
- Gecombineerde effecten van meerdere factoren hadden een beschermende rol voor de gezondheid ( --> goede emotieregulatie, sterke sociale contacten, positief gezondheidsgedrag etc) voorspelden de lengte van telomeren
- Dit zijn de biologische markers van cellulaire veroudering en stress, deze verkorten met het ouder worden
Dus: combinatie van adaptieve gedragsfactoren kan het biologische verloop van veroudering beïnvloeden!!
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden