Een maatschappij vol organisaties
27 belangrijke vragen over Een maatschappij vol organisaties
Waar richt organisatiekunde zich op?
Wat is het verschil tussen organisatieleer en organisatiekunde?
Vier theorieen binnen de klassieke organisatiekunde
a. Taylor
b. Gilbreths
Deze twee theorieën waren vooral gericht op het zo slim mogelijk inrichten van het productieproces en dan gebaseerd op wetenschappelijke studies naar werkmethode.
Algemene managementtheorieën van:
c. Fayol
d. Weber
Vooral gericht op het verbeteren van organisaties door het management te professionaliseren.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Frank en Lillian Gilbreth (klassieke ok)
- Methodenstudies (motion studies)
Tegenwoordig: ergonomie
Ze keken vooral naar de houding van de medewerkers: niet voor de gezondheid, maar om te kijken in welke houding een bepaalde handeling het snelst kon worden uitgevoerd of het langst kon worden volgehouden. Door in die houding te werken kon de productiviteit worden verhoogd.
Henri Fayol: Hij ontwikkelde 14 principes/normen waaraan volgens hem goede managers aan moeten voldoen om te zorgen dat de organisatie goed wordt aangestuurd. Zoals: discipline, eenheid van bevel, eenheid van richting. Veel van zijn principes worden nog steeds gebruikt.
Waar is klassieke en gedragskundige op gericht?
Gedragskundige benadering: gericht op menselijke relaties, motivatie, aandacht, behoeftes.
Linkin pin structuur - revisionisme
Wat is eigenlijk een systeem?
Wat is de toegevoegde waarde van deze manier van kijken naar organisaties?
Verschillende begrippen helpen het functioneren van organisaties beter te begrijpen namelijk:
1. Subsystemen
2. Suboptimalisatie
3. Synergie
4. Feedback
5. Feedforward
6. De tweede hoofdwet uit de thermodynamica.
De tweede hoofdwet uit de thermodynamica - algemene systeemtheorie
Totale kwaliteitszorg - contingentie
Lerende organisatie - contingentie
Essentie: stimuleren van medewerkers om ze te scholen, te ontwikkelen en inzet te tonen.
De verantwoordelijkheid om beter te worden ligt dus voornamelijk bij de medewerkers zelf: zij moeten zich verbeteren, zij moeten leren en zij moeten initiatief tonen.
De managers hebben in zo’n organisatie een stimulerende en ondersteunende taak.
Hoe verdelen we werk over mensen?
2.Kostenmotief: Is de organisatiestructuur efficiënt? Hoe kan ik ervoor zorgen dat de organisatie zoveel mogelijk voor elkaar krijgt met zo min mogelijk geld.
3.Gedragskundig motief: Zijn de taken voldoende afwisselend en uitdagend?
4.Maatschappelijk motief: Voldoen we aan alle wettelijke voorschriften?
Een functie is het geheel van taken dat iemand uitvoert.
De functie inhoud bestaat uit:
2. Arbeidsomstandigheden (bijv. thuiswerken)
3. Arbeidsverhoudingen (werknemer en leidinggevenden)
4. Arbeidsvoorwaarden (materiele (salaris) en immateriële beloning (lease-auto) )
Functionele indeling - interne differentiatie
Productindeling - interne specialisatie
Marktindeling - interne specialisatie
Geografische indeling - Interne specialisatie
Spandiepte/depth of control
Organisatiecultuur - structuur versus cultuur
Culturele verschillen tref je aan tussen: gezinnen, groepen mensen, regio’s en landen en dus ook tussen organisaties
Definitie openbaar bestuur
Binnen de overheid zie je twee verschillende typen organisaties: politici (politieke organisaties) en aan de andere kant de ambtenaren (ambtelijke organisaties)
Onderscheid politiek en bestuur - vroeger en nu
Nu: weinig politici en veel ambtenaren
Uitdijende ambtelijke apparaat riep vragen op over de organisatie van deze twee soorten functies en de verhouding daartussen
Antwoord: primaat van de politiek. Politici en kiezers het eerste en het laatste woord moeten hebben en ambtenaren dit woord van de politici zouden moeten volgen; dus de doelen, ideeën die gesteld zijn door politici uitvoeren.
Bij deze uitdijing is veel aan vooraf gegaan; voor een deel uit Europa en een deel uit de VS.
Onderscheid politiek en bestuur - vroeger, in de EU
Weber pleitte in 1919 in Europa ook voor scheiding, maar juist met omgekeerde redenatie: de bureaucratische organisaties inperken. Die bemoeien zich zo met het politieke dat de macht van de bureaucraten groter is dan die van de politici.
Weber was bang voor te veel bemoeienis van ambtenaren en nam WO1 als voorbeeld.
Specifieke kenmerken/actoren van het openbaar bestuur, anders dan in private organisaties. Met wie werk je
1. Politieke opdrachtgevers
2. Andere partners
3. Cliënten
je hebt te maken met een andere omgeving in het openbaar bestuur dan dat private organisaties dat hebben. Dit komt omdat die omgeving gekenmerkt wordt door politieke opdrachtgevers, andere partners en de cliënten/burgers.
Korte definitie contigentiebenadering
Welke vier benaderingen onderscheidt Noordegraaf?
Frederick W. Taylor
- 1865-1915
- scientific management
- loon als drijfveer in onderzoek
Kenmerken van de Klassieke School
- het doel van de organisatie staat voorop
- medewerkers krijgen beter betaald naarmate ze beter presteren
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden