Samenvatting: Maatschappij- Hst 3: Parlementaire Democratie

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van maatschappij- hst 3: parlementaire democratie

• 1 wat is democratie?

• 1.3.2 parlementair of presidentieel stelsel

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is een parlementaire stelsel?

  rechtstreeks gekozen parlement hoogste machtsorgaan + kabinet geformeerd= verantwoording afleggen aan parlement met meestal niet-gekozen staatshoofd, macht beperkt (grondwet). met koning= constitutionele monarchie

• 1.3.3 de Nederlandse staat

• Hoe is de Nederlandse staat ingericht?

  1814 constitutionele monarchie. tot 1848 koning veel macht -> EU revoluties = niet meer. 
  nl: koning liet zich binnen aan wet/grondwet + hield zich aan grenzen van verantwoordelijke. regering kan worden weggestemd.

• Wat is de grondwet en wat staat erin?

  laat belang vrijheid en gelijkheid in democratie zien.
  er staat in: 
  

  • taken/bevoegdheden 3 politieke machten 
  • ieder Nederlander 18+ stemrecht en recht verkozen te worden
  • regels politieke besluitvorming
  • media vrij + overheid media juiste informatie geven 

• 1.4.2 soorten dictaturen

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is ideologische dictatuur?

  (Cuba en Noord-Korea). Communistische partij alle macht, burgers weinig/geen individuele vrijheid. Politieke invloed alleen als je ideologie onvoorwaardelijk steunt.
  sprake indoctrinatie: bevolking groeit op met partij-ideologie
  andere landen fascistische partijen macht (nationalisme), wijzen democratie af.

• Wat is religieuze (theocratie) dictatuur?

  Godsdienst is staatsideologie (Iran, Islam)
  geestelijk leiders invloed dagelijks leven/bestuur
  volk kiest parlement en president, maar voor alle politieke besluiten is goedkeuring nodig niet-gekozen geestelijke leiders.

• 2 politieke stromingen

• 2.1 wat is een ideologie?

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoe ontstonden de eerste politieke partijen/politieke stromingen?

  19e eeuw nl parlementaire democratie
  nauwelijks bemoeienis arbeid/gezondheidszorg, inkomensverschillen groot. geen algemeen kiesrecht, sociale voorzieningen, verzekeringen
  niet werken= afhankelijk liefdadigheid anderen/kerk
  industrialisatie/urbanisatie= samenleving verandert snel= politieke partijen= 3 belangrijke ideologische politieke stromingen: liberalisme, confessionalisme, socialisme

• Wat is links, rechts en het politieke midden?

  - links: voor actieve rol overheid op gebied. ongelijkheid verminderen met voorzieningen. Niet iedereen zelfde kansen
  - rechts: geen bemoeienis overheid. Zelf verantwoordelijk voor beter bestaan. Ongelijkheid onvermijdelijk

• 2.2.2 socialisme

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is het socialisme, wat is hun doel?

  Mogelijkheden ontplooien ongelijk, we moeten solidair zijn: sterkste schouders dragen zware laste. 
  doel: einde armoede en ongelijkheid
  hoe gelijkheid bereiken waren ze verdeeld:
  - communisten: arbeiders door revolutie alle macht overnemen.
  - sociaaldemocraten: verbeteringen via parlementaire weg.

• 2.3 andere politieke richtingen

• Hoe ontstonden er andere politieke richtingen?

  jaren 60 (ontzuiling) ontideologisering; verdwijnen ideologie als leidraad voor politieke leven= ontstaan meer pragmatische en populistische partijen die niet pasten in traditionele ideologieën
  recent aandacht eco

• 2.3.4 progressief en conservatief

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3.4
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is een progressieve partij?

  Een progressieve partij is vooruitstrevend, veranderingsgezind en gericht op de toekomst.
  ze benadrukken de gebreken vd samenleving en willen verandering.