Mc-vragen

24 belangrijke vragen over Mc-vragen

Gegeven van onderneming Pando over 2014:

Verbruik grond- en hulpstoffen € 1.700.000
Diensten van derden € 800.000
Afschrijvingen € 300.000
Bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten € 3.200.000
Lonen € 1.500.000
Hoe hoog is het exploitatieoverschot van deze onderneming?

d. Een winst van € 1.400.000

In een land zijn slechts twee sectoren actief: gezinnen en bedrijven. Alle bedragen zijn in miljarden euro.


Bruto investeringen in 2013 70
Voorraadmutatie in 2013 −3
Vaste kapitaalgoederenvoorraad op 1-1-2013 600
Vaste kapitaalgoederenvoorraad op 31-12-2013 655
Consumptieve bestedingen in 2013 215
Welke omvang hebben de afschrijvingen in 2013 (in miljarden euro)?

a. 18

Waaruit bestaat het verschil tussen het beschikbaar nationaal inkomen en de nationale bestedingen?

b. Het saldo lopende rekening van de betalingsbalans.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

11. Waaruit bestaat het verschil tussen het nationaal spaarsaldo en het particulier spaarsaldo?

a. Het overheidsspaarsaldo.

12. Welke invloed heeft een stijging van de arbeidsinkomensquote (AIQ) op de beloning voor het kapitaal?

d. Verhoudingsgewijs daalt de beloning voor kapitaal.

13. Door middel van monetair beleid de economische groei stimuleren gaat via:

c. De rente verlagen.

14. Welke component vormt het verschil tussen het binnenlands product tegen marktprijzen en het binnenlands product tegen factorkosten?

c. De indirecte belastingen minus de subsidies.

. Welke component vormt het verschil tussen het nominaal binnenlands product en het reëel binnenlands product?

c. De inflatie.

In een bepaald jaar gelden ten opzichte van het voorgaande jaar de volgende gegevens:

                                      volumemutatie                                      prijsmutatie

looninkomen                        3                                                                  2
productie                              0                                                                  5

Uit de gegevens is de volgende conclusie te trekken:

c. De reële productie is met 0% veranderd.

18. Hoe hoog is volgens de SMB naar verwachting in 2014 de hoogte van de loonstijging per persoon in Nederland?

d. 2,75%

19. Hoe hoog is volgens de SMB naar verwachting in 2014 de stijging van de werkgelegenheid in de particuliere sector in Nederland?

c. 0%

20. Welke van de onderstaande vergelijkingen geeft de juiste weergave van een macroeconomische identiteit?

b. Y = C + I + O + E – M

In een landen gelden de volgende gegevens
opbrengstverkopen        1100
inkopen                                  500
kostprijsverhogende belastingen minus subsidies               60
afschrijvingen                        80
lonen                                      400
winst,pacht,huur en rente 60

het bbp tegen marktprijzen bedraagt:

b. 600

De kapitaalgoederenvoorraad in een land bedraagt €6000 miljard. op deze voorraad schrijven bedrijven en overheid 10% per jaar af.de bruto-investeringen bedragen in een jaar €1000 miljard. aan het eind van het jaar bedraagt de kapitaalgoederenvoorraad (miljard€)

c. 6400

Het werkloosheidspercentage varieert met de veranderingen in de groeicijfers van de economie. ondernemers zullen tijdens het verloop van de conjunctuur werknemers ontslaan en weer aannemen naarmate waarin het productieproces dat vereist. in de praktijk zal de cylcus van de werkloosheid:

a een jaar achterlopen op de conjunctuur

7 onderzoeksbureaus als het cpb en het cbs onderscheiden naar de economische functies die zij uitoefenen de volgende sectoren in de economie:

c. gezinnen, overheid, bedrijven en buitenland

8 de overheidsuitgaven bedragen in nederland zo een 50% van het bbp. deze uitgave zijn alle bestemd voor:

d. de uitkeringen en voor de bestedingen aan goederen en diensten van de overheid

10 tijdens de hoogconjunctuur leggen ondernemingen al de basis voor de conjunctuuromslag door :

b. te veel te investeren voor de toekomstige afzet

11. de overheid en de bedrijven trachten de conjunctuur te voorspellen mbv conjunctuurindicatoren dit zijn:

c. variabelen die vooruitlopen op het feitelijk verloop van de bestedingen en de productie

12. statistische bureaus meten de inflatie aan de hand van

b. het prijspeil van de consumptiegoederen

13. iemand wil een andere auto kopen en gaat naar de garage om deze te ruilen. de inruilwaarde blijkt erg tegen te vallen, de renteloze lening die het merk eerder aanbood blijkt te zijn vervallen en bovendien is er een forse levertijd op de nieuwe auto. de autokoper merkt wel dat de prijs van de tweedehandsauto's niet is gedaald, maar veeleer is gestegen. hierbij is er feitelijk sprake van:

b. bestedingsinflatie

15 voor het bedrijfsleven zijn met name de conjunctuur cycli met een duur van 3 en 5 jaar van belang (de zogenaamde Kitchin-cyclus). de belangrijkste oorzaak van dit type conjunctuurgolven vormen:

a. de voorraadinvesteringen

16 door de grote omvang van de overheid in het bbp van ongeveer 50%, zal de invloed van de overheid op de conjunctuur aanzienelijk kunnen zijn. de overheid zal, ook als zij geen actief beleid voert, de conjunctuurgolven afdempen door: 

a. de uitgaven in een neergang te continueren terwijl de inkomsten dalen.

20 de schuld van de overheid mag in de eurozone maximaal 60% van het bbp bedragen. de schuld van de overheid als percentage van het bbp is de schuld quote. de schuld quote stijgt als:

b. de procentuele verandering van de schuld groter is dan de procentuele verandering van het bbp.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo