Buitencontractuele aansprakelijkheid
39 belangrijke vragen over Buitencontractuele aansprakelijkheid
Wat verstaat men onder het lex specialis-beginsel?
Welke rechtsvorderingen kunnen op onrechtmatige daad worden gebaseerd?
Rechtsvorderingen die op onrechtmatige daad kunnen worden gebaseerd zijn:
- vordering tot schadevergoeding (6:162 BW);
- vordering om een verbod (3:296 BW); en
- vordering tot rectificatie van een onrechtmatige mededeling (6:167 BW).
Welke vereisten gelden voor het scheppen van aansprakelijkheid?
1. Onrechtmatige daad (6:162(2) BW);
- inbreuk op een recht; of
- doen/nalaten strijd met wettelijke plicht; of
- doen/nalaten strijd met ongeschreven recht; en
- geen sprake van een rechtvaardigingsgrond (aansprakelijkheid ontbreekt dan).
2. Toerekening aan de dader (6:162(3) BW);
- zijn schuld; of
- komt krachtens de wet voor zijn rekening; of
- komt krachtens verkeersopvatting voor zijn rekening.
3. Schade (6:162(1) BW);
4. Schade in causaal verband tot onrechtmatige gedraging (6:162(2) BW); en
5. Relativiteitvereiste (6:163 BW)
- Geschonden norm beoogt bescherming te bieden tegen de geleden schade.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat verstaat men onder een inbreuk op een recht en welke vormen worden daarin onderscheiden?
Inbreuk op een recht is een aantasting van andermans subjectieve recht.
Er worden twee vormen van subjectieve rechten onderscheiden:
- absolute vermogensrechten (bijvoorbeeld het eigendomsrecht); en
- persoonlijkheidsrechten.
Wanneer is er sprake van handeling in strijd met de wettelijke plicht en wat voor soort wet wordt hieronder verstaan?
Wanneer een op de wet gebaseerde bepaling wordt geschonden. Is een dergelijke bepaling geschonden, dan staat de onrechtmatigheid van het gedrag in beginsel vast.
Daaronder kan worden verstaan een:
- NL wet in formele zin (bijv het BW);
- NL wet in materiële zin (bijv een APV); of
- een EU-rechtelijke regel die directe werking heeft.
Wanneer is een handeling in strijd met de wettelijke plicht niet onrechtmatig?
De dader kan aanvoeren dat zijn handeling niet onrechtmatig is, omdat hij zich kan beroepen op een rechtvaardigingsgrond (zoals bijvoorbeeld overmacht).
Daarnaast is er geen sprake van aansprakelijkheid, indien de geschonden regel niet strekte tot bescherming van de geleden schade (6:163 BW).
NB! Het feit dat een beroep op bovenstaande bijv strand op relativiteit neemt de mogelijkheid tot een beroep op strijd met een ongeschreven norm niet weg.
Wat houdt de correctie Langemeijer in?
Wanneer is er sprake van een handeling in strijd met een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm en hoe wordt dit getoetst?
Handelingen waarvan de maatschappij collectief "op zijn klompen aanvoelt" dat het niet betaamt, is onrechtmatig.
Bij de beoordeling komt het aan op een weging van alle omstandigheden van het geval.
De rechter moet ex tunc toetsen. Daarbij is bepalend of het handelen in het licht van de feiten en omstandigheden destijds (on)toelaatbaar was.
Wanneer is er sprake van toerekening van de onrechtmatige daad aan de dader?
Indien de onrechtmatige daad te wijten is aan:
- zijn schuld;
- een oorzaak welke krachtens de wet voor zijn rekening komt (bijv 6:165 BW); of
- een oorzaak welke krachtens de verkeersopvattingen voor zijn rekening komt (ondeskundigheid en onervarenheid).
Wanneer is er sprake van gevaarzetting en wanneer is gevaarzettend handelen of nalaten onrechtmatig?
Van gevaarzetting is sprake wanneer iemand een situatie in het leven roept, of laat voortbestaan, die een verhoogd risico op gevaar schept voor personen of zaken.
Of het gevaarzettend handelen onrechtmatig is, moet worden getoetst aan de in het Kelderluik arrest geformuleerde gezichtspunten.
Een vereiste is wel dat de aangesproken partij het gevaar kende/behoorde te kennen (HR Westfrieseflora). Verwezenlijking van een gevaar dat men echt niet kon voorzien, kan niet tot aansprakelijkheid leiden (HR Verstekeling).
Wanneer er geen aansprakelijkheid voor het gevaarzettend handelen is, spreek je meestal van een "ongelukkige samenloop van omstandigheden" (HR Verhuizende zusjes).
Wanneer is er sprake van een verhoogde drempel (verlaagde zorgvuldigheidsnorm) om een gedraging onrechtmatig te noemen en waarom?
Bijv als er sprake is van sport- en spelsituaties.
Deelnemers aan een sport of spel handelen tot op zekere hoogte meer dan gemiddeld gevaarlijk van de andere deelnemers mogen verwachten.
Handelen dat dus buiten de sport- of spelsituatie als onrechtmatig bestempeld kan worden, is dat binnen de context van de sport of het spel niet (denk aan tackelen tijdens het rugbyen).
Wanneer kan er sprake zijn van een verhoogde zorgvuldigheidsnorm en waarom?
Het feit dat van bepaalde (rechts)personen meer zorgvuldigheid gevraagd mag worden, meestal correspondeert dat met de bijzondere positie en/of deskundigheid die de (rechts)personen tegenover derden inneemt. Doorgaans wordt daar door derden vertrouwen aan ontleent.
Mag men profiteren van het feit dat een derde wanprestatie pleegt?
In beginsel mag dat. In geval van bijkomende omstandigheden kan dit handelen echter onrechtmatig zijn jegens die ander (arrest Joba).
Kan het uitlokken van andermans wanprestatie onrechtmatig zijn?
Het ten eigen gunste uitlokken van andermans wanprestatie kan onrechtmatig zijn (arrest Lindenbaum/Cohen).
In die uitspraak werd geoordeeld dat het in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid is om door omkoping een personeelslid van de concurrent te bewegen om de handelsgeheimen van de concurrent te openbaren.
Is het onrechmatig om de wederpartij tot nakoming te bewegen door (dreiging van) executie? Zo ja, hoe zou deze aansprakelijkheid aangeduid worden?
De partij die door (dreiging van) executie zijn wederpartij beweegt tot nakoming van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak die later wordt vernietigd, handelt in beginsel onrechtmatig.
Het laten betekenen van de uitspraak is al voldoende om als (dreigende) executie te worden aangemerkt (arrest Duck/Hager).
Het wordt wel eens aangeduid als "risicoaansprakelijkheid", maar er is strikt genomen sprake van schuldaansprakelijkheid.
Kan op grond van de redelijkheid en billijkheid de bewijslast worden omgekeerd?
De rechter mag deze uitzondering slechts in bijzondere gevallen toepassen. Het enkele feit dat een partij in bewijsnood verkeert, is hiervoor onvoldoende.
Omkering van de bewijslast op grond van de redelijkheid en billijkheid lijkt vooral aangewezen als een partij (bewust) bewijsnood bij de andere partij heeft veroorzaakt.
Wat wordt verstaan onder de verzwaarde stelplicht?
Er worden extra hoge eisen gesteld aan de (gemotiveerdheid van de) betwisting door de partij die de bewijslast niet draagt (meestal de gedaagde).
Het stellen van extra eisen aan de betwisting speelt vooral in gevallen waarin de relevante informatie zich geheel of voornamelijk in het domein bevindt van de partij die de bewijslast niet heeft.
Bijv beroepsaansprakelijkheid van artsen.
Wat is voor aansprakelijkheid voor ondergeschikten ex 6:170 vereist? Welke aspecten zijn daarbij van belang?
Er moet een voldoende relevant verband bestaan tussen de fout en het functioneren in relatie tot de "werkgever".
Het vereiste van functioneel verband valt uiteen in twee elementen:
- de opgedragen taak moet de kans op de fout hebben verhoogd; én
- de "werkgever" moet een zekere zeggenschap hebben gehad over de gedragingen waaruit de fout bestaat.
Belangrijke aspecten daarbij zijn:
- in hoeverre de "werkgever" middelen of gelegenheid heeft verschagt;
- of de schade op de werkplek is ontstaan en/of veroorzaakt;
- of de schade tijdens werktijd is veroorzaakt.
Wat is er zo kenmerkend aan risicoaansprakelijkheid?
Wanneer bestaat er aansprakelijkheid ex 6:171 BW? Wat is de ratio achter deze bepaling?
Er bestaat slechts aansprakelijkheid als de dader en het aangesproken bedrijf als een zekere eenheid van onderneming beschouwd kunnen worden.
De ratio van het artikel is dat de fout is gemaakt door een zelfstandige derde, maar dat de fout evenzeer door onderschikten van het bedrijf zelf gemaakt hadden kunnen worden.
Als de bedrijfsuitoefening van de niet-ondergeschikte wezenlijk verschilt van die van de ‘opdrachtgever’, kan uitsluitend de niet-ondergeschikte zelf worden aangesproken.
Wat is voor aansprakelijkheid voor vertegenwoordigers ex 6:172 vereist?
Er is een functioneel verband vereist tussen de gemaakte fout en de vertegenwoordiging. De fout moet zijn gemaakt binnen de verstrekte bevoegdheden.
In gevallen waarin de schadelijdende partij gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat de dader handelde als vertegenwoordiger, maar vertegenwoordigingsbevoegdheid toch ontbrak, géén aansprakelijkheid op grond van dit artikel bestaat.
Wat is voor aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken ex 6:173 BW vereist?
De bezitter van de zaak is aansprakelijk voor de schade die ontstaat als gevolg van het feit dat de zaak gebrekkig is, in de gevallen waarin dat gebrek een bijzonder gevaar oplevert dat zich verwezenlijkt:
- causaal verbad tussen schade en specifiek gebrek;
- bijzonder gevaar;
- zaak bezit niet de eigenschappen die men daaraan redelijkerwijs mag stellen;
- bezitter weet dat het gebrek het verwezenlijke gevaar schept (≠ bezitter weet dat het gebrek er is);
De bezitter is niet aansprakelijk als hij niet aansprakelijk zou zijn geweest in het hypnotische geval dat hij feitelijk van het gebrek op de hoogte was.
Wanneer voldoet opstal ex 6:174(4) BW aan de daaraan objectief te stellen eisen?
Hiervoor kan gekeken worden naar de gezichtspunten van het Kelderluik-arrest. Relevant is:
- welk gebruik van de opstal wordt verwacht;
- hoe groot de kans is op verwezenlijking van het gevaar; en
- welke voorzorgsmaatregelen redelijkerwijs te nemen zijn.
Bij deze beoordeling is van belang:
- wat was de toenmalige stand van de wetenschap: was het gerealiseerde gevaar destijds kenbaar;
- was er een beter alternatief dan de gebruikte zaak voorhanden: een loods issoleren met brandgevaarlijk material, terwijl er ook brandveilige material waren te verkrijgen.
Welke partijen vallen onder de noemer 'producent' ex 6:185 BW?
Onder producent wordt verstaan:
- de fabrikant van eindproduct, grondstof of enig onderdeel van de zaak;
- een ieder die zich als producent presenteert; alsmede
- een ieder die het product heeft ingevoerd in de Europese Economische Ruimte om het te verkopen, verhuren of anderszins commercieel te gebruiken.
Wie heeft de bewijslast omtrent de in 6:185(1)(a-f) BW genoemde uitzonderingsbepalingen?
Op grond van welke vier bepalingen (Boek 6) kan een (rechts)persoon aansprakelijk worden gesteld voor een door een ander begane onrechtmatige daad?
De vier bepalingen zijn 6:169-172 BW
- Risicoaansprakelijkheid voor kinderen;
- Risicoaansprakelijkheid voor ondergeschikten;
- Risicoaansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten; en
- Risicoaansprakelijkheid voor vertegenwoordigers.
Waar is de interne aansprakelijkheid van de bestuurder in de wet geregeld en hoe kan een bestuurder aan deze aansprakelijkheid ontkomen?
2:9 BW regelt de interne aansprakelijkheid van de bestuurder jegens de rechtspersoon. De bestuurder is aansprakelijk in geval van onbehoorlijke taakvervulling.
De vennootschap kan bestuurders kwijting geven van deze aansprakelijkheid - vaak in de vorm van een décharge-besluit genomen door de algemene aandeelhoudersvergadering. De kwijting betreft alleen die feiten die in het kader van de aandeelhoudersvergadering kenbaar zijn gemaakt (arresten Stalemen/Van de Ven en De Rouw/Dingemans).
Wanneer is er sprake van onbehoorlijk bestuur ex 2:9 BW?
Als de bestuurder heeft gehandeld in strijd met een statutaire bepaling die beoogt om de rechtspersoon te beschermen, kan in beginsel worden aangenomen dat sprake is van onbehoorlijke taakvervulling ex artikel 2:9 BW.
De bestuurder kan dan nog aan aansprakelijkheid ontsnappen als hij aantoont dat het bestreden handelen in het concrete geval geen ernstig verwijtbaar handelen behelst (arresten Berghuizer Papierfabriek en Willemsen/NOM).
Op grond van welke artikelen kunnen bestuurders aansprakelijk worden gesteld jegens de gezamenlijk schuldeisers van de vennootschap. Kan hier altijd een beroep op worden gedaan en door wie?
Artikelen 2:138 (voor de NV) en 2:248 BW (voor de BV) scheppen aansprakelijkheid van het bestuur jegens de gezamenlijke schuldeisers.
Een vordering ex 2:138/224 BW kan alleen ingesteld worden in geval van faillissement van de vennootschap door de curator en strekt tot vergoeding van het tekort in het faillissement. De curator hoeft niet concreet aan te tonen welke schade het onbehoorlijk handelen heeft veroorzaakt.
Hebben schuldeiser bij faillissement van een vennootschap een mogelijkheid om bestuurders aansprakelijk te stellen?
Een bestuurder kan ex 6:162 BW aansprakelijk worden gehouden.
Overigens kan ook de curator namens de gezamenlijke schuldeisers een 6:162-vordering instellen.
Wanneer bestaat er gehoudenheid tot schadevergoeding zonder dat er onrechtmatigheid is bewezen of er een contractuele relatie bestaat die tot schadevergoeding verplicht?
- Zaakwaarneming - 6:198 BW
- Onverschuldigde betaling - 6:203 BW
- Ongerechtvaardigde verrijking - 6:212 BW
Welke drie typen prestaties onderscheid 6:203 BW?
6:203 BW onderscheidt drie typen prestaties:
- Lid 1: het juridisch leveren of feitelijk afgeven van een goed;
- Lid 2: het geven van een geldsom; en
- Lid 3: het verrichten van een prestatie van andere aard zoals een doen/nalaten/genotsverschaffing.
Wat kan de prestant met een succesvol beroep op 6:203 BW vorderen?
Lid 1: kan het goed terug vorderen;
Lid 2: kan teruggave van een gelijk bedrag vorderen;
Lid 3: heeft recht op ongedaanmaking.
Wat kan prestant vorderen als de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt?
Ex 6:210(2) BW treedt daarvoor in de plaats, voor zover dit redelijk is, vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst, indien:
- de ontvanger door de prestatie is verrijkt;
- het aan hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht; of
- hij erin had toegestemd om een tegenprestatie te verrichten.
Als sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis tot teruggave of (andere) ongedaanmaking, is de ontvanger dan direct in verzuim?
Er is dan sprake van een tekortkoming in de zin van 6:74 BW. In beginsel is een ingebrekestelling vereist.
Uitzondering daarop is de ontvanger die het goed te kwader trouw heeft aangenomen. Een ontvanger is te kwader trouw als hij een prestatie ontvangt, terwijl hij weet of vermoedt dat zij hem niet verschuldigd is (dus niet erna achterkomt dat er geen rechtsgrond is).
De ontvanger is dan zonder ingebrekestelling in verzuim (6:205 BW).
Wanneer is verrijking niet onrechtmatig?
Niet ongerechtvaardigd is een verrijking die haar grondslag vindt in een rechtshandeling (bijv koop tegen zeer lage prijs). Ook in de wet kunnen we rechtvaardigingen voor verrijking vinden:
- 3:120 BW (vruchten komen toe aan bezitter te goeder trouw); of
- 5:6 BW (verkrijging door vinder).
Er zijn echter ook wetsbepalingen die een verrijking toebrengen zonder deze te rechtvaardigen en die derhalve niet aan een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking in de weg staan, bijv 5:14 BW (natrekking).
Door welke drie 'plafonds' wordt de vergoeding die de verarmde vergoed kan krijgen, beperkt?
- Voorop staat dat de vergoeding niet verdergaat dan het bedrag der verrijking;
- De vergoeding gaat niet verder dan het bedrag der verarming;
- De schade wordt slechts vergoed voor zover dit redelijk is.
Wat verstaat men onder de cumulatie van vorderingen?
Een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking is ook mogelijk als aan de benadeelde al andere acties ten dienste staan:
- onverschuldigde betaling;
- onrechtmatige daad;
- zaakwaarneming;
- ongedaanmakingsvordering bij ontbinding.
Bijv de verarmde kan op grond van onverschuldigde betaling een goed terugvorderen en in aanvulling daarop op grond van ongerechtvaardigde verrijking schadevergoeding vorderen.
Leg het onderscheidt tussen ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling uit.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden