Artistieke expressie en maatschappelijke functies - voorgeschiedenis

8 belangrijke vragen over Artistieke expressie en maatschappelijke functies - voorgeschiedenis

9. Hoe zagen de oudste voorbeelden van sculptuur uit Griekenland eruit?

Onderscheidden zich niet wezenlijk van andere delen van Europa ten tijden van de nieuwe steentijd (-8000-3000 voor Chr.): kleine figuurtjes van vrouwen of dieren.

11. Wat waren de gemeenschappelijke kenmerken van de beeldjes die de bewoners van de Cycladen maakten?

Gestileerde figuren, meestal gevonden in graven. Meestal 20 / 30 cm. Staande vrouwen of musicerende figuren. Met U- of V-vormig hoofd. Alleen de neus waarneembaar. Waarschijnlijk was er oorspronkelijk sprake van beschildering en waren er daardoor meer gezichtselementen zichtbaar.

Cycladische cultuur verdween circa 3000 v.Chr.

12. Welke beschaving ontstond in het 2e millenium v. Chr op. Kreta?

De Minoïstische beschaving, vernoemd naar de mythologische koning Minos. Circa 1950-1375 v. Chr.
De sculptuur bestond grotendeels uit kleine beeldjes van terracotta en soms ivoor.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

13. Welke beschaving volgt op de Minoïstische?

De Myceense beschaving, vernoemd naar Mycene, gelegen in het noordoosten van de Peloponnesos (grootste schiereiland van Griekenland). Circa 1375-1100 v Chr.
De sculptuur bestond (ook) grotendeels uit kleine beeldjes van terracotta en soms ivoor. De beeldjes vallen uiteen in twee typen: genoemd naar de Grieks letters phi en psi. Zie 13a.

14. Hoe heette de periode na het verval van de Myceense beschaving?

De 'duistere eeuwen'. Uit die periode zijn bijna geen archeologische resten bekend.

15. Geef een chronologische opsomming van de opeenvolgende culturele tijdperken in het oude Griekenland.

  1. Nieuwe steentijd -8000 - 3000 v. Chr
  2. Bronstijd / de Cycladen - 3000-1100 v. Chr
  3. Minoïstische beschaving - 1950-1375 v. Chr.
  4. Myceense beschaving - 1375-1100 v. Chr
  5. 'Duistere eeuwen'-1100 -900 v. Chr.
  6. Geometrische eeuwen - 900-700 v. Chr
  7. Archaïsche periode 700 -490 v. Chr

21. Hoe verhield de sculptuur zich tot de architectuur?

De vrijstaande beelden kregen een grotere behuizing in de vorm van stenen tempels

22. Hoe denkt men dat de Griekse sculptuur uit de archaïsche periode zich kon ontwikkelen tot vrije beeldcomposities?

Aanvankelijk zijn de beelden in stijl en functie verwant aan vergelijkbare beelden in Egypte en het Nabije Oosten en dienden zij waarschijnlijk als grafmarkering. In tegenstelling tot Egypte en het Nabije Oosten hadden de Grieken geen dodencultus en daarom kon het zich verder ontwikkelen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo