Samenvatting: Marketing 2

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 75 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Marketing 2

  • 1 H14, producttypologieën

    Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Er kan onderscheid gemaakt worden tussen twee centrale waarden van een product. Welke zijn dit?

    Functionele productwaarde: bestaat uit zichtbare, specifieke eigenschappen.
    Emotionele productwaarde: worden gevormd door percepties.
  • Naast fabrikanten voegen ook consument en maatschappij waarden (functies) toe aan een product. Welke zijn dit?

    Instrumentele productfunctie: vervult een functionele behoefte.
    Expressieve productfunctie: vervult een emotionele behoefte.
  • Leeflang maakt onderscheid tussen drie productniveaus. Welke zijn dit?

    Het fysieke product/kernproduct: omvat fysieke eigenschappen, verschillen nauwelijks tussen concurrenten. 
    Uitgebreid product: fysieke product + toegevoegde eigenschappen zoals merknaam, USP's etc. 
    Totaal product: uitgebreide product + afgeleide eigenschappen, dit zijn de instrumentele en expressieve eigenschappen.
  • Naast Leeflang heeft ook Kotler producten naar productniveaus ingedeeld, maar dan vanuit de beleving van de consument. Welke 5 zijn dit?

    Kernproduct/Core Benefit: abstract begrip, basisfunctie- of behoefte die een product voor de doelgroep heeft. 
    Basis product/tastbaar product: vertaling van kernproduct in eigenschappen die afnemer ervan verwacht. Bijv merknaam, verpakking etc. 
    Verwachte product: alle aspecten die consument verwacht wanneer hij product koopt. 
    Uitgebreide product: toegevoegde eigenschappen waarmee aanbieder concurreert. Denk aan USP's, service etc. 
    Potentieel product: toevoegingen voor product in de toekomst.
  • Producten kunnen in verschillende productgroepen ingedeeld worden. Welke zijn dit?

    1. Mate van abstractie: tastbaar (materieel) of niet-tastbaar (immaterieel). 
    2. Aard van bestemming: B2C (consumentenproduct) of B2B (industrieel product). 
    3. Mate van duurzaamheid: duurzaam (gebruiksgoederen) of niet-duurzaam (verbruiksgoederen). 
    4. Mate van reactie op prijsverandering: substitutiegoederen (vraag neemt toe), indifferente goederen (vraag blijft gelijk), complementaire goederen (vraag daalt).    
    5. Mate van reactie op inkomensverandering: luxe goederen, noodzakelijke goederen, inferieure goederen.
  • Er is een classificatie van consumentengoederen naar productvoorkeur en inspanningsbereidheid. Hoe werkt deze?

    Er zijn 4 soorten producten:
    1. Convenience producten = medium voorkeur, lage inspanningsbereidheid. 
    2. Specialty producten = sterke voorkeur, medium inspanningsbereidheid.
    3. Shopping producten = medium voorkeur, hoge inspanningsbereidheid. 
    4. Unsought producten = lage voorkeur, medium inspanningsbereidheid.
  • 2 H15, productattributen

    Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Er zijn vier verschillende niveaus binnen het assortiment. Welke zijn dit?

    Productklasse: voorziet in vergelijkbare behoefte, bijv. Transport.
    Productgroep: is aan elkaar verwant, bijv. Personen auto's. 
    Productvorm: heeft betrekking op de verschijningsvorm, bijv. Cabrio
    Productvariant: specifieke aanbodsvorm van de variant, bijv. CabrioS390 of CabrioD700.
  • Om de continuïteit en groei te bevorderen kan een onderneming kiezen uit verschillende assortimentsstrategieën. Welke zijn dit?

    1. Productdifferentiatie:
    • horizontaal = zelfde kwali
    • verticaal = andere kwali 

    2. Trading up en trading down (beide line stretching, uitbreiding productlijn door toevoegen nieuwe producten binnen zelfde productgroep):
    • Trading up = artikelen toevoegen met hogere prijs/kwaliteit.
    • Trading down = artikelen toevoegen van lagere prijs/kwaliteit.
  • Een merk kan op verschillende niveaus in de markt gezet worden. Welke merkniveaus zijn er?

    1. A-merk = grote geografische verkrijgbaarheid, grote bekendheid, hoog prijs/kwaliteitsniveau. 
    2. B-merk = beperkte geografische verkrijgbaarheid, geringe bekendheid, lager prijs/kwaliteitsniveau
    3. C-merk 
    4. Fancy merk = door fabrikant of distribuant gekozen merknaam, vormgeving of verpakking voor een product dat tijdelijk op de markt is. 
    5. Private label
    6. Winkel/huismerk
  • 3 H16, productontwikkeling

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
    Laat hier meer flashcards zien

  • Het is zaak om de PLC zo ver mogelijk te verlengen. Dit wordt ook wel market stretching genoemd. Hoe kan je dit doen?

    1. Door productmodificatie en innovatie.
    2. Door marketingmixmodificatie
    3. Door marktmodificatie
LET OP!!! Er zijn slechts 75 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Marketing 2