Algemene Wet inzake Rijksbelastingen - Aanslagbelastingen - De navorderingsaanslag

5 belangrijke vragen over Algemene Wet inzake Rijksbelastingen - Aanslagbelastingen - De navorderingsaanslag

Wat wordt onder te kwader trouw verstaand?

  • Belastingplichtige is zich bewust dat hij een onjuiste aangifte heeft gedaan; of
  • Belastingplichtige heeft aan de inspecteur bewust juiste informatie onthouden die voor de belastingaanslag van belang was; of
  • Belastingplichtige heeft opzettelijk onjuiste informatie verstrekt.

Welk moment is voor de bepaling van het nieuwe feit van belang?

Voor de bepaling van het nieuwe feit is het moment van het opleggen van de aanslag door de inspecteur van belang. Als op dat moment een feit bekend is bij de inspecteur maar hij dit niet corrigeert, en hij komt er later achter dat hij deze vergissing heeft begaan, dan beschikt hij niet over een nieuw feit. De inspecteur kan in dat geval niet rechtsgeldig navorderen. Als de inspecteur de aanslag oplegt en na het opleggen van de aanslag informatie krijgt waaruit blijkt dat de belastingplichtige bijvoorbeeld een lijfrente-uitkering heeft ontvangen, beschikt hij wel over een nieuw feit.

Wat is bij de kennis van het 'nieuwe feit' van belang?

Bij het nieuwe feit gaat het niet alleen om hetgeen de inspecteur bekend was ten tijde van het opleggen van de aanslag, maar ook om hetgeen hem redelijkerwijs bekend had kunnen zijn.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het uitgangspunt bij 'nieuwe feiten'?

Het uitgangspunt is dat een inspecteur mag vertrouwen op een ingediende aangifte. Als hij echter op grond van de ingediende aangifte aan de juistheid daarvan behoort te twijfelen, dan moet hij een onderzoek instellen. Als hij dit nalaat is er sprake van zogenoemd ambtelijk verzuim. Bij een ambtelijk verzuim ontbreekt het nieuwe feit omdat de inspecteur nagelaten heeft een onderzoek in te stellen naar de aangifte.

Wat is de termijn van navordering?

Op grond van art. 16 lid 3 AWR kan deze 5 jaar na het ontstaan van de belastingschuld worden opgelegd. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt de navorderingstermijn met de duur van dit uitstel verlengd. Deze navorderingstermijn wordt met 6 maanden extra verlengd als de belastingplichtige aan de Belastingdienst een verzoek doet om uitreiking van een uitnodiging tot het doen van aangifte of als hij uit eigen beweging aangifte doet binnen 6 maanden voor het einde van de aanslagtermijn (art 16 lid 5 AWR).

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo