Circulatie - Bloed - Bloedgroepen

27 belangrijke vragen over Circulatie - Bloed - Bloedgroepen

Wat bepaald een bloedgroep waartoe een mens behoort?

De bloedgroep waartoe een mens behoort, bepaalt ook wat voor die persoon lichaamseigen en lichaamsvreemd is. Alleen tegen lichaamsvreemde bloedgroepantigenen zal deze persoon anitilichamen kunnen produceren.

Wat zijn de vijanden van de twee bloedgroepantigenen (A en B) die gebonden zijn aan erytrocyten? Wanneer vallen ze aan?

  • Tegen deze twee antigenen bestaan antilichamen, namelijk anti-A en anti-B;
  • Na contact met het overeenkomstige antigeen gaan ze een klonterige (agglutinatie) van de erytrocyten vormen.

De beide antigenen worden daarom agglutinogenen genoemd en de antilichamen agglutinen.

Antigeen (gebonden aan erytrocyten), antilichaam (in bloedplasma) en frequentie in NL van bloedgroep B?

  • antigeen: B
  • antilichaam: anti-A
  • frequentie in NL: 8%
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Waarom is kennis van de bloedgroepen van zeer groot belang bij bloedtransfusies?

Omdat bij een verkeerde transfusie het ingebrachte bloed wordt afgebroken.
Wanneer namelijk een donor van bloedgroep A bloed geeft aan patient (acceptor) met bloedgroep B, dan zal  het antigeen A op de ingebrachte erytrocyt als lichaamsvreemd worden herkend. De receptor zal dan een grote hoeveelheid antilichamen anti-A gaan produceren, waardoor ernstige transfusiereacties kunnen optreden.
Een patient mag daarom nooit bloed ontvangen wanneer in zijn bloedplasma een antilichaam voorkomt gericht tegen een antigeen van de erytrocyten van de donor.

Waarom zijn personen met bloedgroep O (nul) te beschouwen als universele donors?

Omdat hun erytrocyten niet kunnen aglutineren door het ontbreken van bloedgroepantigenen.

Waarom kunnen patienten met bloedgroep AB van iedere donor bloed ontvangen?

Door het ontbreken van agglutininen (antilichamen). Ze worden daarom wel aangeduid als universele acceptors.

Waardoor is de term universele donor bij mensen met bloedgroep O soms niet meer te handhaven?

Er zijn namelijk mensen met bloedgroep O met in hun bloedplasma zeer hoge concentraties anti-A en anti-B, zodat de besproken verdunning dan niet afdoende is en er toch transfusiereacties kunnen optreden.

Waardoor is  het begrip universele acceptor (van bloedgroep AB) ook soms niet meer te handhaven?

Er is gebleken dat er van zowel bloedgroep A als van bloedgroep B subbloedgroepen bestaan, bijvoorbeeld de bloedgroep A1 en A2. Er bestaan dan ook antilichamen anit-A1 en anti-A2. Personen met bloedgroep AB kunnen zo toch antilichamen in het bloedplasma hebben, bijvoorbeeld bloedgroep A1B, met anti-A2 in het bloedplasma.

Om eerder genoemde redenen is transfusie van bloed, ook wel volbloed genoemd, klinisch niet meer geindiceerd. Hoe is dit opgelost?

Bij een transfusie maakt men gebruik van bloedcomponenten (geconcentreerde suspensies van bloedcellen) en van plasmafactoren (bestanddelen uit het bloedplasma in geconcentreerde vorm).

Wat krijgt een patient die uitsluitend erytrocyten nodig heeft?

Een erytrocytenconcentraat (RBC, rode bloedcellenconcentraat). Dit concentraat wordt ook wel vaak aangeduid met de term packed cells.

Wat wordt bij acute leukemie toegediend?

Een trombocytenconcentraat.

Wat krijgen hemofiliepatiënten preventief toegediend?

Stollingsfactoren (factor VIII, factor IX). Dit staat bekend onder de naam cryoprecipitaat omdat deze plsamafracties worden verkregen door invriezen (cryos = kouder).

Wanneer wordt de zogenaamde kruisproef uitgevoerd? Wat houdt dit in?

  • Voordat tot transfusie, waarbij erytrocyten betrokken zijn, wordt overgegaan, wordt de zogenaamde kruisproef uitgevoerd.
  • Hierbij worden de erytrocyten van de donor gemengd met serum van de patient. Pas wanneer hierbij geen agglutinatie optreedt, kan tot transfusie worden overgegaan.

Wat is het tweedelig doel van een kruisproef?

  • Het is enerzijds een controle op eventuele fouten bij de bloedgroepbepaling;
  • Anderzijds kan men ontdekken of irregulaire anitlichamen (antilichamen van andere bloedgroepen dan van het ABO-stelsel) eventueel ongewenste reacties teweegbrengen.

Wat gebeurt er als menselijk bloed met resusantilichamen wordt gemengd? Verschilt dit per ras?

Dan blijkt er bij ongeveer 85% van de gevallen hemolyse op te treden. Dit betekent dat de erytrocyten van ongeveer 85% van de mensen van het blanke ras het resusantigeen bevatten. Dit antigeen wordt antigeen D genoemd. Zij zijn resuspositief (Rh+), in tegenstelling tot ongeveer 15% van de mensen van het blanke ras die het resusantigeen niet bezitten. Deze mensen zijn resusnegatief (Rh-)
Van mensen van het zwarte ras is 95% resuspositief; bij Aziaten is zelfs 100% resuspositief.

Wat gebeurt er als een resusnegatieve persoon een transfusie heeft gehad met resuspositief bloed, en dit geruime tijd weer krijgt toegedient?

Tijdens het eerste contact met resuspositief bloed zal hij meestal anti-D gaan produceren. Indien hem geruime tijd later weer resuspositief bloed wordt toegediend, kan dit hem fataal zijn doordat het dan ingebrachte bloed wordt afgebroken (hemolyse) door het reeds aanwezige anti-D.

Waarom is de kans op een resuspositief kind groter als de vader dit is en de moeder niet?

Omdat resuspositief dominant is tegenover resusnegatief.

Hoe kan de moeder na de geboorte anti-D ontwikkelen?

Doordat kort voor en tijdens de geboorte er kans bestaat op perforaties in de placenta. Zo kan er foetale resuspositieve erytrocyten in de moederlijke resusnegatieve circulatie komen. Vanaf enkele dagen na de geboorte zal die moeder dan anti-D gaan produceren.

Wat is het gevaar van een moeder met anti-D in het bloed die zwanger is van een resuspositief kind?

Het moederlijke anti-D zal tijdens de zwangerschap de foetale erytrocyten afbreken. Hierdoor ontstaat een ernstige anemie en tevens worden de hersenen aangetast door de stapelijng van het ongeconjugeerde bilirubine (giftig). Hierdoor kan het kind bij de geboorte lichamelijke en verstandelijke afwijkingen vertonen, ook kan het prenataal overlijden.

Hoe wordt voorkomen dat moederlijk anti-D in de circulatie van het kind komt?

Door anti-D-profylaxe of Ig-anti-D-behandeling. Hiertoe worden alle resusnegatieve vrouwen in de 30e week van de eerste zwangershap geimmuniseerd met antiresusimmunoglobuline. Daarnaast wordt bij de resusnegatieve moeder binnen 48 uur na de geboorte van het resuspositieve kind nogmaals anti-D ingespoten. Hierdoor worden de foetale erytrocyten die bij de moeder circuleren snel afgebroken, zodat de moeder niet meer gestimuleerd wordt tot productie van anti-D en het immuunsysteem van de moeder ten aanzien van de vorming van eigen anti-D wordt onderdrukt.

Wat is het gevaar van de Kell-bloedgroep?

Deze bloedgroep kan mogelijk een ernstige transfusiereactie tot gevolg hebben en een hemolytische anemie bij neonaten veroorzaken.

Hoeveel % van de mensen blijkt kell-negatief te zijn?

91%

Waarom zijn de antigenen van het HLA-systeem (humaan leukocytenantigeen-systeem) belangrijker dan de antigenen van het ABO-systeem?

Omdat het HLA-systeem van groot belang is voor de immuunrespons en voor het ontstaan van auto-immuunziekten. De HLA-antigenen (vooral klasse I) zijn ook belangrijke bij transplantaties en transfusies.

In de praktijk worden er slechts drie soorten transfusie toegediend (volbloed wordt zelden meer toegediend), welke?

  • erytrocytenconcentraat, hieruit zijn verreweg de meeste leukocyten door onder meer filtratie (leukoreductie) verwijderd;
  • trombocytenconcentraat;
  • FFP (fresh frozen plasma).

Waarop moet je letten bij transfusie bij patienten met een slecht functionerend hart?

Bij een te snelle of te masale transfusie kan er bij deze patienten een overbelasting ontstaan van de bloedcirculatie.

Op welke virussen en bacterie wordt iedere bloeddonatie serologische getest (antilichaam screening)?

  • hiv, wanneer een donor zich voor het eerst meldt en hiv negatief is, mag er pas na een halfjaar voor het eerst bloed worden afgegeven;
  • HCV (hepatitus C-virus);
  • HBV (hepatitus B-virus);
  • HTLV (humaan T-celleukemievirus), oorzaak van een lymfatische leukemie;
  • Treponema pallidum, de bacterie die de geslachtsziekte syfilis veroorzaakt.

Voor de testen op hiv en HCV wordt naast een serologisch onderzoek eveneens een test uitgevoerd op de aanwezigheid van...? Hoe heten die testen?

  • Op de aanwezigheid van viraal nucleinezuur. 
  • Deze testen staan bekend als hiv-NAT en HCV-NAT, waarbij NAT de afkorting is voor nucleic acid amplification test. 

Alleen donaties die in bovenstaande testen negatief zijn uitgevallen, worden voor transfusie vrijgegeven.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo