Circulatie - Tractus circulatorius - Het hart

33 belangrijke vragen over Circulatie - Tractus circulatorius - Het hart

Welke venen monden er in het linkeratrium uit?

De vier venae pulmonalis (e.v.: vena pulmonalis).

Welke arterie voert vanuit de rechterventrikel het bloed van het hart af?

De truncus pulmonalis, die zich meteen vertakt in de linker en rechter arteria pulmonlalis (longslagader).

Bouw + functie endocard?

  • Endocard is een laag endotheel met daaronder een laagje bindweefsel. 
  • Het endocard doet dienst als een gladde binnenbekleding van de hartwand. De atrioventriculaire kleppen zijn te beschouwen als plooien van het endocard.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Bouw + functie myocard?

  • Myocard is veruit de dikste laag van de hartwand en bestaat uit dwarsgestreept (maar onwillekeurig) spierweefsel.
  • Het myocard van de linkerventrikel is het dikst met het oog op de kracht die ontwikkeld moet worden om het bloed van hieruit in de aorta en daarmee het hele lichaam in te persen. Dit komt in uitdrukking in het verscil in druk in linker- en rechterventrikel.

Bouw + functie pericard?

  • Pericard (hartzakje) is het parietale (buitenste blad van het hartzakje. Ter hoogte van de hartbasis gaat het pericard over in het epicard. Het pericard is niet elastisch en dikker dan het epicard. Tussen de beide bladen bevindt zich een smalle ruimte, de pericardholte, gevuld met vocht.
  • Het vochtlaagje in de pericardholte doet dienst als glijspleet, zodat het hart vrijwel zonder wrijving kan verschuiven.

Hoe wordt voorkomen dat de AV-kleppen tijdens een contractie doorslaan?

Doordat aan de AV-kleppen dunne chordae tendineae (peeskoortjes) vastzitten aan de papillairspieren (in ventrikels).
Door de chordae tenineae wordt voorkomen dat bij contractie van de ventrikels kleppen doorslaan, waardoor bloed vanuit de ventrikels zou terugstromen naar de atria.

Waar bevinden zich de arteriele kleppen en hoe zijn ze opgebouwd?

  • Arteriele kleppen zitten eveneens vast aan de annulus fibrosus en wel bij het begin van de aorta en de truncus pulmonalis: een aortaklep en een pulmonalisklep.
  • Omdat de arteriele kleppen zijn opgebouwd uit drie halvemaanvormige (semilunaire) zakjes worden ze semilunair kleppen genoemd.

Hoe ziet de 'circulatie' bloedvoorziening van het hart eruit?

  • vanuit ventrikel naar coranairarterien;
  • aan de dorsale zijde van het hart verenigen de coronairvenen zich tot de  sinus coronarius, die, eveneens als de beide venae cavae, uitmondt in het rechteratrium.

Wat is kenmerken over de functie van het nodale weefsel?

Het zorgt dat de contractie ritmisch verloopt, het kan zelfstandig impulsen genereren.

Hoe wordt de potential voornamelijk in stand gehouden?

Door een verschil in concentratie van ionen binnen en buiten de cel. Van de positief geladen deeltjes zijn K+ ionen de belangrijkste binnen in de cel. Buiten de cel, in het interstitium en bloedplasma, zijn dat de Na+ ionen en Ca2+ ionen.

Hoewel het celmembraan slecht doorlaatbaar is voor natrium- en kaliumionen, lekken er langzaam natriumionen naar binnen kaliumionen naar buiten. Hoe wordt het concentratieverschil toch in stand gehouden?

Met behulp van de Na/K-pompen die zich in het celmembraan bevinden. Dit zijn eiwitmoleculen die aan de binnenzijde van de cel kaliumionen binden en aan de binnenzijde natriumionen. Ten koste van energie in de vorm van ATP worden deze ionen tegen de concentratie in weer naar binnen (K+) en naar buiten (Na+) getransporteerd.
De Na/K-pomp is hiermee essentieel voor het in stand houden van de rustpotentiaal.

Waaraan staat 1 actiepotentiaal gelijk?

Aan 1 impuls.

Wat is het effect van de depolarisatie van de sinusknoop?

  • De depolarisatie van de sinusknoop activeert de naburige cellen van het atriummyocard. De impuls verspreidt zich over het atriummyocard als een golf in een vijver. Als gevolg van deze depolarisatie contraheert het atriummyocard. Deze fase wordt de atriumsystole genoemd. De depolarisatiegolf stopt bij de annulus fibrosus, die elektrisch isolerend is.
  • Omdat de AV-knoop deel uitmaakt van het atriummyocard neemt ook dit orgaan de impuls van de sinusknoop over. De impuls wordt in de AV-knoop ongeveer 0,1 seconde vastgehouden. Inmiddels repolariseert de atriumwand en ontstpant de atriumspier zich: de atriumsystole is ten einde.

Hoe wordt de depolarisatie vanuit de AV-knoop doorgegeven?

  • Langs het geleidingssysteem van de bundel van His door de annulus fibrosus en via de bundeltakken naar de apex van het hart.
  • Hier gaat het geleidingssysteem via de purkinjevezels over in het eigenlijke myocard, zodat nu ook de ventrikelwand begint de depolariseren en te contraheren.
  • De impuls loopt ten slotte langs de buitenwanden van de ventrikels terug naar de annulus fibrosus. Vanaf dit moment is de hele ventrikelwand gedepolariseerd en daarmee gecontraheerd. Deze fase komt zo overeen met de ventrikelsystole.
  • Als laatste repolariseert de ventrikelwand weer en de rustfase begint.

Hoe beinvloeden takken van het sympatische stelsel het hartritme?

  • De sinusknoop wordt geinnerveerd door de nervi accelerantus, die deel uitmaken van het sympatische systeem. Deze versnellen de sinusknoop bij bijv. inspanningen en onder invloed van emoties (tachycardie).
  • Andere takken van het sympatische zenuwstelsel lopen naar de ventrikelspier en vergroten de slagkracht en daarmee het slagvolume.
  • De nervi vage zijn de belangrijkste parasympatische vezels. De linkertak vertraagt de sinusknoop (bradycardie), de rechtertak vertraagt de AV-geleiding.

Hoe beinvloed de ademhaling de sinusknoop?

  • Inademing geeft een lichte tachycardie, uitademing doet de sinusfrequentie juist dalen.
  • De daling van de thoraxdruk, die bij de inademing optreedt, heeft ook invloed op het slagvolume. Door de rek van de atriumwand kan het hart zich beter vullen, waardoor bij inademing niet alleen de frequentie maar ook het slagvolume stijgt.

Wat betekent respiratoire artimie?

Dat zijn de variaties in de hartslagfrequentie bij in- en uitademing. Deze zijn goed te zien op een ecg.

Waarom is een sinusuitval niet direct levensbedreigend?

Omdat de ventrikels voornamelijk passief worden gevuld met bloed dat uit de venen in het hart terugkeert. In het geval van sinusuitval ontbreekt dan vanzelfsprekend de atriumsystole.

In sommige gevallen bestaat er naast de verbinding via de AV-knoop nog een tweede elektrische verbinding (acccessoire baan) tussen atria en ventrikels. Wat zijn de gevolgen hiervan?

  • Sommige van deze verbindingen kunnen de impuls in twee richtingen doorgeven, andere slechts in 1 richting. 
  • Wanneer de impuls normaal via de AV-knoop naar de ventrikels loopt en vervolgens via de accessoire baan terug naar het atrium, kan de AV-knoop opnieuw worden geactiveerd. Dit is een voorbeeld van een re-entry verschijnsel (cirkelgeleiding) en kan in dit geval tot tachycardieen leiden.

Wanneer kunnen cirkelgeleidingen in de ventrikelwand optreden?

Bijvoorbeeld na beschadiging van een deel van de ventrikelspier na een hartinfarct.

Wanneer sluiten de AV-kleppen?

Als de ventrikelspier begint te contraheren, wordt de druk in de ventrikel groter dan in het atrium. Dit drukverschil is er voor verantwoordelijk dat de AV-kleppen sluiten (eerste harttoon).

Waarom wordt het eerste gedeelte van de hartrustfase ook wel snelle vullinsfase of rapid filling phase genoemd?

Omdat op het moment dat de AV-kleppen opengaan het bloed, dat zich in de atria heeft opgehoopt, met kracht in de ventrikels stroomt.
Het resterende deel van de hartrustfase wordt passieve vullingsfase genoemd.

Wat gebeurt er tijdens de drie harttonen?

  • 1e harttoon: het sluiten van de AV-kleppen (door drukverschil atria en ventrikels);
  • 2e harttoon: het sluiten van de aorta- en pulmonalisklep (begin hartrustfase);
  • 3e harttoon: opgehoopte bloed in atria stroomt tijdens hartrustfase in ventrikels. Deze toon is vooral bij jongeren te horen en gaat gepaard met een ruisend geluid.

Hoe ziet een schematische auscultatie test van het hart er uit?

  • luisteren of ritme regelmatig (telkens even lange tussenpozen) of onregelmatig is. Bij deze stap wordt ook de hartfrequentie vastgesteld.
  • tonen beoordelen, door het luisteren op 4 verschillende plaatsen.

Wat wordt er gedaan bij een regelmatig hartritme tijdens auscultatie?

Bij een regelmatig ritme wordt de frequentie bepaald door het tellen van de pols (a. radialis of a. carotis).

Wat wordt er gedaan bij een irregulair hartritme tijdens auscultatie?

Bij een irregulair ritme wordt de pols vergeleken met de frequentie die aan het hart door middel van auscultatie wordt gehoord. Wanneer er tussen deze bevindingen een verschl bestaat, wordt dit polsdeficit genoemd.

Wat is er met het hart aan de hand bij een polsdeficit?

Atriumfibrilleren, waarbij de ventrikelcontractie snel volgt op de atriumcontractie.

Waar wordt geluisterd tijdens het beoordelen van de harttonen tijdens auscultatie?

Er wordt op 4 plekken geluisterd, zowel met de klok als met het membraan van de stethoscoop:
  • aan de hartpunt (mitralisklep)
  • ter hoogte van de tweede intercostaalruimte (IC) links (pulmonalisklep)
  • tweede IC rechts (aortaklep)
  • de derde en vierde IC links (tricuspidaalklep)

Wat wordt er gedaan om de eerste toon en geruisen (souffles) beter te kunnen horen?

De hartpunt in zijligging beluisteren. Het hart komt dan namelijk dichter bij de thoraxwand te liggen, zodat de geluiden van de mitralisklep beter hoorbaar zijn.

Waarvan is de vulling van de ventrikel sterk afhankelijk?

Van de hoeveelheid bloed die uit de venen in het hart terugkeert, gecombineerd met het effect van de atriumsystole.
De vulling van de ventrikel gebeurt vlak voor de contractie (einddiastolische vulling = EDV).

Bij veel hartpatienten is de hartspier verzwakt. Wat is het gevolg hiervan?

Hierdoor is het hart niet in staat om al het bloed weg te pompen. Daardoor zal er zich bloed ophopen in de longvenen of de grote venen, afhankelijk van de zijde van het hart die is aangedaan (decompensatio cordis).

De zuurstofbehoefte van de hartspier is direct gerelateerd aan de arbeid die het hart per seconde moet leveren (het vermogen). Van welke twee factoren is dit afhankelijk?

  • slagvolume; deze wordt bepaald door de vulling van de ventrikel (preload);
  • bloeddruk waar het hart tegenin moet pompen; dit is de bloeddruk op het moment dat de aortaklep of pulmonalisklep opengaat: de diastolische arteriele bloeddruk ('de onderdruk'). Dit wordt afterload van het hart genoemd.

Wanneer een hart in zuurstofnood dreigt te geraken kan het vermogen van het hart, en daarmee de zuurstofbehoefte, op twee manieren worden teruggebracht, waarmee vaak een crisis kan worden voorkomen. Op welke manieren?

  • Medicijnen die de venen dilateren (verwijden) verminderen de vulling van de ventrikels en daarmee de preload. 
  • Medicijnen die arterien dilateren verminderen de arteriele bloeddruk en daarmee de afterload.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo