Erfelijkheid en DNA - Overig

8 belangrijke vragen over Erfelijkheid en DNA - Overig

Zowel diffusie als osmose zijn vormen van passief transport. Leg het principe van beide processen uit

  • Diffusie: het verschijnsel dat gassen, vloeistoffen en oplossingen spontaan mengen. Het wordt veroorzaakt door de beweging van de moleculen. Diffunderen stoffen bewegen zich van plaatsen met een hoge concentratie van plaatsen met een lage concentratie
  • Osmose: diffusie van water door een semipermeabel membraan waar water wel doorheen kan maar de daarin opgeloste stof niet op langzaam. Het verplaatsen hangt af van de osmotische druk. Die wordt bepaald door de concentratie van deeltjes die niet over het membraan kunnen diffunderen

Beschrijf de 3 fasen van de hartcyclus en wat er specifiek per fase gebeurt

  1. Tijdens de hartrustfase zijn alle hartspiercellen ontspannen. De AV kleppen staan open en het bloed vult de atria en ventrikels. De arteriele kleppen zijn gesloten.
  2. Tijdens de atriumsystole trekken de atria samen en stuwen wat extra bloed in de ventrikels. De AV kleppen zijn nog steeds geopend
  3. Tijdens de ventrikelsystole zijn de atria weer in diastole. Doordat de druk in het ventrikel na het samentrekken van de hartspier groter wordt dan die in de atria, sluiten de AV kleppen. Pas als de druk hoog genoeg is, gaan de arteriele kleppen weer open.

Noem de organen die onderdeel uitmaken van het lymfestelsel, noem 3 plaatsen in het lichaam waar zich lymfoide weefsels bevinden en beschrijf 2 belangrijke functies van het lymfestelsel

  • Thymus, milt, lymfeknopen
  • oksels, liezen, de darm, de hals en de keel- en neusholte
  • lymfestelsel: belangrijke functie in het immuunsysteem doordat er lymfocyten worden gevormd;
  • afvoer van lymfe vanuit de weefsels naar de bloedbaan 
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Benoem de drie onderdelen van de dunner darm en de 6 onderdelen van de dikke darm in volgorde waarin het voedsel passeert

  1. Duodenum
  2. jejunum
  3. ileum
  4. Blinde darm
  5. Karteldarm
  6. Colon ascendens
  7. Colon transversum
  8. Colon descendens
  9. Colon Sigmoideum
  10. Rectum/endeldarm

Beschrijf de opbouw en de functies van de pancreas. Benoem daarbij de relevante specifieke onderdelen en hulpstoffen

  • De pancreas heeft een endocriene en exocriene functie
  • De endocriene functie is het produceren van glucagon en insuline in de eilandjes van langerhans.
  • Pancreas speelt dus een rol in de glucosestofwisseling
  • De exocriene functie is het produceren van het pancreassap. Het bevat spijsverteringsenzymen voor koolhydraten, vetten en eiwitten, amylase, lipase, proteinasen en natriumbicarbonaat.
  • Het pancreassap wordt via de pancreasbuis naar de duodenum vervoerd
  • De pancreas speelt ook een rol bij de vetering van macronutrienten en het neutraliseren van maagzuur om de wand van de dunne darm te beschermen

Beschrijf het verschil tussen aerobe en anaerobe verbranding door uit te leggen waar en hoe deze processen plaatsvinden inclusief eventuele bijproducten

Aerobe verbranding vindt plaats in de mitochondrien. Hier wordt zuurstof en glucose of vetzuren omgezet in CO2, water en energie in de vorm van ATP.
Anaerobe verbranding vindt plaats in het cytoplasma van de cel. Glucose (vetten en eiwitten kunnen niet op deze manier omgezet worden) wordt zonder zuurstof omgezet in ATP waarbij als bijproduct melkzuur wordt gevormd. De efficiëntie van anearobe verbranding is laag in vergelijking tot aerobe verbranding en vindt alleen plaats bij een zuurstoftekort.

Beschrijf 3 risicofactoren voor het krijgen van diabetes 2 en leg uit hoe ze dit risico verhogen

  • Overgewicht: kan leiden tot insulineresistentie
  • Roken: verhoogt het risico op diabetes en hart- en vaatziekten doordat het de vaatwandenbeschadigd.
  • Fysieke inactiviteit: verhindert de opname van glucose door de cellen en is een factor in het ontstaan van overgewicht.

Noem 3 voedingsgerelateerde aanpassingen om gewichtstoename te verkleinen


1. Minder eten
2. Door bewegen meer spiermasse kweken voor een hogere stofwisseling
3. Meer ontspannen (minder stress, minder medicatie)
4. Betere kwaliteit voeding voor een betere stofwisseling

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo