Samenvatting: Medische Kennis 2.1 - Samenwerken

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 63 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Medische kennis 2.1 - samenwerken

  • Vera: Wat is pijn?

    Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 02/02/2021
    Laat hier meer flashcards zien

  • Het pijnstillingssysteem zorgt voor een kortdurende toestand van pijnloosheid, zodat iemand die zwaargewond is toch kan vluchten in een gevaarlijke situatie waar hij dat normaal gesproken niet zou kunnen. Via welke drie stappen komt dit pijnstillingssysteem tot stand?

    1. Efferente neuronen komen bij synapsen tussen afferente nociceptieve neuronen uit.
    2. Hier geven de efferente neuronen opioïd-peptiden af.
    3. Deze opioïd-peptiden blokkeren de overdracht tussen de afferente nociceptieve neuronen, zodat er geen pijn wordt gevoeld.
  • Nociceptieve pijn wordt door de pijnprikkel die tot stand komt via prostaglandinen, via neuronen en het ruggenmerg/dorsale wortel en de thalamus naar de pariëtaalkwab in de cortex cerebri overgebracht. Er zijn twee theorieën voor het verklaren van pijn: de poorttheorie en de nociceptie. Wat houden deze twee theorieën in?

    Poorttheorie:
    Dunne, snelle, gemyeliniseerde A-deltavezels en hele dunne, langzame, ongemyeliniseerde C-vezels geleiden pijnprikkels die de poort naar pijn openen. Stimulering van de dikke, gemyeliniseerde A-bètavezels zorgt voor het sluiten van de poort, waardoor pijn minder wordt waargenomen.

    Nociceptie:
    Modulatie (manipulatie) van de hersenen, waarbij pijnsignalen versterkt of onderdrukt (bv door endorfinen of enkefalinen) worden. Denk bijvoorbeeld aan de 'runners high'.
  • Er zijn drie categorieën van niet-farmacologische interventies, deze zijn onder te verdelen in (1) fysieke of sensorische interventies als massage, (2) gedragsmatige interventies als ontspanningsoefeningen en (3) psychologische of cognitieve interventies als afleiding en autonomiebevordering. Ook zijn er vier interventies volgens het veiligheidsprogramma 'good practices' voor vroege herkenning en behandeling van pijn aangegeven. Welke vier interventies zijn dit?

    1. Vraag standaard driemaal per dag naar de pijn van dat moment. Meet de pijn met de Numerical Rating Scale.
    2. Registreer de pijnscores in het EPD of het verpleegkundig dossier.
    3. Pas bij een pijnscore van meer dan vier, of wanneer de patiënt door pijn gehinderd wordt in zijn of haar functioneren, pijnbehandeling toe volgens protocol.
    4. Geef patiëntenvoorlichting en betrek de patiënt in zijn of haar behandeling.
  • Combineer de juiste observatieschaal met de juiste doelgroep:1. PACSLAC-d2. PAINAD3. Roterdam Eldery Pain Observation Scale4. COMFORT schaalA. Mensen met verbale communicatiebeperkingenB. Mensen met dementieC. Jonge kinderenD. Mensen met dementie

    1 - B/D
    2 - B/D
    3 - A
    4 - C
  • Vera: Farmacologie bij pijn en palliatieve zorg

    Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 10/02/2021
    Laat hier meer flashcards zien

  • Pijnbehandeling kan gericht zijn op nociceptieve pijn en op neuropathische pijn. Pijnbehandeling bij nociceptieve pijn is relatief eenvoudig en vindt plaats via de WHO ladder. Welke soort medicatie past bij welke soort interventie?1. Pijnprikkel verminderen2. Pijnprikkel onderbreken3. Prikkeloverdracht onderdrukken4. Pijnwaarneming onderdrukkenA. OpioïdenB. Paracetamol of NSAID'SC. Opiöden en narcoticaD. Lokale anesthesie

    1 - B
    2 - D
    3 - A
    4 - C
  • Pijnbehandeling kan gericht zijn op nociceptieve pijn en op neuropathische pijn. De behandeling bij neuropathische pijn is moeilijk en de oorzaak is dan ook lang niet altijd bekend. Wel is gebleken dat bepaalde psychofarmaca aangrijpen op neurotransmitters en daarbij de interpretatie van pijn remmen. Wat zijn de soorten psychofarmaca, wat zijn bekende namen hierbij, wat is de werking en wat zijn bijwerkingen die kunnen optreden?

    Soort: antidepressiva uit groep TCA
    Naam:
    Amitriptyline & Nortriptyline
    Werking: invloed op neurotransmitter Serotonine en Noradrenaline
    Bijwerkingen: misselijkheid, obstipatie, droge mond, nervositeit, sufheid, diarree en gewichtstoename

    Soort: anti-epilepticum
    Naam:
    Pregabaline (Lyrica) en Gabapentine (Neurotin)
    Werking: Invloed op neurotransmitter GABA
    Bijwerkingen: slaperigheid, duizeligheid, moeite om te concentreren, wazig zien, vermoeidheid en verwardheid
  • De pijnladder geeft een indicatie voor het handelen bij nociceptieve pijn. Belangrijk is wel om te weten dat je Tramadol en Oxycodon niet tegelijk aanbiedt, je sterkwerkende opioïden combineert met Laxantia, de voorkeur voor orale toediening op vaste tijdstippen ligt, de therapie afgestemd moet zijn op het individu en de aandacht op bijwerkingen en co-morbiditeit moet liggen. Wat zijn de vier stappen van de ladder?

    Stap 1: Paracetamol of NSAID'S (Ibuprofen, Diclofenac)

    Stap 2: Paracetamol of NSAID plus zwak opiaat (Tramadol, Codeïne, Zaldiar)

    Stap 3: Sterk opiaat oraal of per pleister (Morfine, Fentanyl, Oxycodon)

    Stap 4: Sterk opiaat per injectie/infusie (Morfine, Methadon)
  • NSAID'S, zoals Ibuprofen, Diclofenac, Arcoxia, Celecoxib, Naproxen en Acetylsalicylzuur, verminderen ontstekingen door de prostaglandineproductie (vooral PGE2) te remmen. Ze blokkeren COX-2, dat geproduceerd wordt tijdens een ontstekingsreactie en bijdraagt aan overvloedige hoeveelheden PGE2 in het ontstoken gebied. Hierdoor zal er minder pijn zijn ten gevolge van zwelling en een overgevoeligheid voor bradykinine. Wat zijn de vijf bekende bijwerkingen van NSAID'S?

    1. Remmen trombocytenaggregatie -> hematomen, conjuctivabloeding etc.
    2. Gevoeligheid maagdarmkanaal -> diarree en misselijkheid
    3. Overgevoeligheid -> huiduitslag en oedeem
    4. Bronchoconstrictie
    5. Verminderde nierdoorbloeding en nierfunctie
  • Paracetamol heeft een antipyretische (koortsverlagende) en analgetische (pijnstillende) werking en is vrij van bijwerkingen in het maagdarmkanaal doordat paracetamol weinig effect heeft op de prostaglandinen productie. Er is wel kans op leverbeschadiging en bij langer dan vier weken moet je de dosering verlagen naar drie keer daags één gram. Hoe werkt paracetamol?

    Paracetamol remt cerebraal COX-3 af en fungeert als agonist voor cannabinoïdereceptroren van het CZS.
  • Ontstekingsremmende steroïden zoals Prednison worden gebruikt bij reuma, preventie voor astma en psoriaris. Ze bootsen de werking van glococorticoïden na en verminderen hierdoor (1) de afgifte van cytokinen (ontstekingsremmend), (2) verhogen het metabolisme van koolhydraten en eiwitten, (3) verhogen de voorraad glucose, triglyceriden en aminozuren voor een optimale toevoer van voedingsstoffen en (4) binden in de celkern aan receptoren die de eiwitproductie reguleren. Wat zijn vier bijwerkingen van ontstekingsremmende steroïden?

    1. Diabetes type 2 door een verhoogde bloedsuikerspiegel
    2. Infecties door onderdrukken van het immuunsysteem
    3. Osteoporose en dunner worden botten door nadelige beïnvloeding botmetabolisme
    4. Groeiachterstand bij kinderen
LET OP!!! Er zijn slechts 63 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart