A. Vleugel – Het juridisch begrip van godsdienst - Is er sprake van een godsdienstige of levensbeschouwelijke ‘leer’ of ‘traditie’?

6 belangrijke vragen over A. Vleugel – Het juridisch begrip van godsdienst - Is er sprake van een godsdienstige of levensbeschouwelijke ‘leer’ of ‘traditie’?

Waaruit blijkt de definitie van een godsdienstige leer/traditie?

Artikel 9 van het EVRM geeft geen antwoord op de vraag of er sprake is van een godsdienst/levensovertuiging want het heeft geen definitie gegeven van een godsdienstige leer/traditie. Dit is wel uit de jurisprudentie van het EHRM te halen en daar staat in dat zowel christelijke als niet-christelijke geloofsovertuigingen als godsdiensten worden gezien zowel op individuele als gemeenschappelijke basis. De grote religies zoals jodendom en christendom ed. worden als religie erkend maar over minder vertrouwde en traditionele religies geeft het EHRM minder duidelijkheid.

Waaruit blijkt dat het belijden van een geloof geen invloed heeft op uitingen en gedragingen hierbuiten?

De totstandkoming van art 9 EVRM toont aan dat de vrijheid tot het belijden van een godsdienst geen betrekking heeft op uitingen buiten het religieuze vlak. Uitingen en gedragingen op het gebied van politiek, wetenschap, en cultuur vallen erbuiten. De Nederlandse rechter kwalificeert politieke overtuigingen niet als godsdienst/levensovertuiging, maar het EHRM kwalificeert politieke waardesystemen zoals pacifisme, atheïsme, veganisme en communisme bijvoorbeeld wel als levensovertuigingen. De grenst wordt om deze reden dus vervaagd.

Wat is de bodemeis voor een beroep op godsdienst in de zin van art 9 EVRM?

'a certain level of cogency, seriousness, cohesion and importance'.

- Overtuiging (begrijpelijkheid)
- Serieusheid (ernst)
- Cohesie (samenhang)
- Belangrijkheid.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoe moeten de eisen van serieusheid en belangrijkheid worden uitgelegd?

Deze eisen zijn subjectief van aard want ze hebben betrekking op de gemoedstoestand van een rechtssubject. Deze eisen gelden ook voor de opvattingen zelf en niet alleen voor de aanhangers van de religie.

Wat is het gevolg van het feit dat een religie niet aan deze eisen voldoet?

Het EHRM kiest ervoor om onserieuze godsdiensten niet te beschermen, ook niet wanneer de aanhangers van diezelfde godsdienst het wel serieus menen.

Op welke wijze sluit het EHRM bepaalde overtuigingen bij voorbaat uit van de werkingssfeer van art  EVRM?

Ten eerste mag de overtuiging niet in strijd zijn met de menselijke waardigheid.
Ten tweede vallen overtuigingen die het secularisme niet eerbiedigen niet noodzakelijk onder het artikel.

Het EHRM wilt waarschijnlijk met deze eisen geen rechten toekennen aan aanhangers an godsdiensten die met hun claim de vrijheden van anderen willen beperken. Voor dit soort claims kan art 17 EVRM worden toegepast.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo