D. van Mill – Freedom of speech - Schadebeginsel (harm principle) vrijheid van meningsuiting - Het schadebeginsel (harm principle) van John Stuart Mill
3 belangrijke vragen over D. van Mill – Freedom of speech - Schadebeginsel (harm principle) vrijheid van meningsuiting - Het schadebeginsel (harm principle) van John Stuart Mill
Wat zegt Mill over het uiten van elke uiting die men wil?
Mill stelt dat elke uiting geuit moet kunnen worden, hoe immoreel anderen die uiting ook vinden. Zulke vrijheid zou bij elk onderwerp moeten bestaan, zodat we “absolute vrijheid van mening en sentiment hebben over alle onderwerpen, praktisch of speculatief, wetenschappelijk, moreel of theologisch”, volgens Mill.
Wat zegt Mill over het reguleren van vrijheid van meningsuiting?
Mill die suggereert dat hij de voorkeur geeft aan een absolute vrijheid van meningsuiting, maar desondanks stelt Mill dat er ook gedragsregels moeten bestaan die vrijheid van meningsuiting reguleren. Hij stelt dat de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt op basis van het schadebeginsel: de vrijheid van meningsuiting mag alleen worden beperkt om schade aan anderen te voorkomen.
Bij welke soort schade mag er sprake zijn van een beperking?
Het is belangrijk om te onthouden dat Mill geen beperkingen oplegt aan de vrijheid van meningsuiting, simpelweg omdat iemand wordt geschaad. Mill maakt onderscheid tussen legitieme en onwettige schade, en alleen als een uiting een directe en duidelijke schending van rechten veroorzaakt, mag het worden beperkt. Voorbeelden van dit soort directe en duidelijke schending van rechten zijn: smaad, chantage, flagrante onwaarheden over commerciële producten, reclame voor gevaarlijke producten voor kinderen en schending van contracten.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
