Samenvatting: Meten En Diagnostiek
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Meten en diagnostiek
-
Week 2.1
Dit is een preview. Er zijn 21 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 25/04/2020
Laat hier meer flashcards zien -
Wat houdt meten & diagnostiek in?
= implicaties van onderzoeksresultaten op individuele testscores. -
X = T + E is de formule van de klassieke testtheorie. Een score tussen de 0 en 1 betekent.. (vul 3x aan)
- Correlatie tussen scores op een test bij herhaalde afname of tussen items van een test
- Mate waarin de score te reproduceren is
- Het is de verhouding tussen daadwerkelijk gedrag T (dat je wilt meten) en testscore X (die je meet).
-
Als het gaat om de klassieke testtheorie X=T+e. Wat is dan de consistentie van het construct, wat de inconsistentie?
T = consistentie meting door construct
e = inconsistentie meting door fouten -
Leg uit wat de invloed is van X > T = een X < T = e
X > T = e is positief (VB: psycholoog die erg positief is à enthousiasme). Als de X groter is dan T (als de score die op een instrument naar voren komt hoger is dan iemands ware score) heb je een positieve meetfout.
X < T = e is negatief. Als jij een negatieve meetfout hebt, dan haalt die je ware score naar beneden, dus de geobserveerde score die je dan ziet is lager dan je ware score.
--> Testscore X altijd benadering ware score T. -
Hoe komen we aan meetfouten? Noem 3 punten
- Daadwerkelijk verschil
- Systematische fouten
- Niet systematische fouten -
Een van de meetfouten is een daadwerkelijk verschil. Wat wordt hiermee bedoelt? Noem 2 punten
- Als iemand een slechte dag heeft en je vraagt naar iemandsgemoedstoestand , dan zal descore anders zijn dan wanneer iemand een goede dag heeft.
- Gedrag =situationeel . -
Week 1
Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 25/04/2020
Laat hier meer flashcards zien -
In een ideaal geval is de diagnostiek... (x2)
- Herhaalbaar: je wil dat wanneer je de test later afneemt, dat je nog steeds een kloppend resultaat krijgt
- Het staat dicht bij de werkelijkheid: je wil een zo klein mogelijke meetfout hebben, omdat je zo goed mogelijk het te bepalen construct wil bepalen -
De betrouwbaarheid van de tests tussen raters (inter-rater betrouwbaarheid; de personen die de score interpreteren) heeft twee percentages. Leg uit
- 0-50%: bij niet gestandaardiseerde interviews en tests: meer open vragen interviews waarbij iedereen een andere interpretatie kan hebben van de vragen.
- 60-70%: bij wel gestandaardiseerde interviews en tests: Wanneer er handleidingen bij die tests zijn, of duidelijke scoringsmodellen, een gestructureerd interview met gesloten vragen. -
Er zijn twee begrippen die het proces verstoren in de diagnostiek. Beschrijf deze twee en geef een voorbeeld
- Confirmation bias: neiging om nieuw bewijs te interpreteren als bevestiging van bestaande overtuiging/theorie. VB: Dat is een typisch kind: dat is vast ADHD. Tijdens onderzoek puur de resultaten die ADHD bevestigen meenemen en de resultaten die ADHD niet bevestigen weglaten.
- Beschikbaarheids heuristiek: focussen op symptomen van aandoeningen die je vaak hoort: niet openstaan voor alle mogelijkheden, vooral kijken naar dingen die meer voorkomen in de samenleving. VB: ADHD vaak in nieuws, psycholoog denkt als kind aangemeld wordt in praktijk met druk gedrag dat het wel ADHD zo is. -
Wat willen we uiteindelijk met tests? Noem 3 punten
- Wetenschappelijk kunnenverantwoorden .
- Zoobjectief mogelijke informatie verkrijgen.
- Een beslissing maken
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden