Onderzoeksstrategie

12 belangrijke vragen over Onderzoeksstrategie

Er zijn twee soorten onderzoeksstrategieen: theoretisch en empirisch. Leg het verschil uit

Twee soorten onderzoeksstrategieën:
- Theoretisch = onderzoek naar data dat al verzameld is, zoals literatuur en archief.
- Empirisch = onderzoek waarin nieuwe data wordt verzameld.

Er zijn vier kaders van empirisch onderzoek: fundamenteel, toegepast, evaluatieonderzoek en actieonderzoek. Licht toe wat fundamenteel onderzoek inhoudt, wat het doel  is, wat het onderzoekt en waar het zich op richt

Fundamenteel onderzoek = al het onderzoek wat gaat over kennisproductie (=kennis om het te weten), hierbij wordt een theorie getoetst om algemene gedragsprincipes te formuleren, we noemen dit generaliserend.
- Het onderzoekt een specifiek onderwerp of gerichte vraag, meestal in een gecontroleerde setting.
- Het doel = bepalen of de relatie tussen de variabelen van interesse in de voorspelde richting is en niet veroorzaakt door toeval.
- Het richt zich op het testen van causale verbanden met behulp van duidelijk gedefinieerde onafhankelijke variabelen. Controle wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat er geen verwarring is.

Er zijn vier kaders van empirisch onderzoek: fundamenteel, toegepast, evaluatieonderzoek en actieonderzoek. Wat is het verschil tussen evaluatieonderzoek en actieonderzoek?

- Evaluatieonderzoek = wordt uitgevoerd om het succes van psychologische of sociale interventies en programma’s te meten. Het wordt toegepast op drie momenten van meten: vooraf, tijdens en achteraf.
- Actieonderzoek = combineert fundamenteel (theorie), toegepast en evaluatieonderzoek. Het begint als iemand merkt dat er een probleem is in een toegepaste setting; het onderzoek kan worden begonnen door de onderzoeker of door de personen die direct door het probleem worden getroffen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

In werkelijkheid gebruiken gedragswetenschappelijke onderzoekers gemengde methodes die kwalitatieve en kwantitatieve data integreren. Een gemengde methode kan in verschillende situaties een beter antwoord op een vraag geven: licht toe aan de hand van 4 punten

- De resultaten van de twee benaderingen hebben betrekking op verschillende aspecten van het fenomeen dat onderzocht wordt.
- De ene benadering compenseert de zwakte van de andere.
- De resultaten van de twee benaderingen leveren uiteenlopende bevinden op die kunnen worden vergeleken en gecontrasteerd om nieuwe inzichten te ontwikkelen over het
fenomeen dat bestudeerd wordt.
- De bevindingen van de twee benaderingen wijzen op toekomstig onderzoek dat nieuwe ideeën test of uitkomsten van eerder onderzoek bevestigt.

De manieren waarop onderzoek wordt uitgevoerd, kunnen worden ingedeeld in drie brede strategieën: experimentele, correlationele en casestudy. Wat houd experimenteel in? En wat is het verschil tussen quasi experimenteel en niet experimenteel?

Experimenteel = bij deze strategie moet je aselect toewijzen en manipuleren. Aan de hand daarvan kun je oorzaak-gevolgrelaties onderzoeken, omdat aan met deze strategie wordt voldaan aan de drie criteria van causaliteit. Vooral de criteria van het uitsluiten van alternatieve verklaringen is erg belangrijk, omdat we met een experimentele strategie kunnen controleren voor effecten.
- Quasi-experimenteel = natuurlijke toewijzing, door gebruik te maken van bestaande griepen kies je een experimentele en een controlegroep.
- Niet-experimenteel = wanneer je niet kunt toewijzen of manipuleren. Het gaat hierbij om observationele studies waar je niet kan en niet mag manipuleren.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee benaderingen van de studie van menselijk gedrag: nomothetisch en idografisch. Wat is het verschil?

- Nomothetisch = deze benadering probeert algemene gedragsprincipes te formuleren die voor de meeste mensen gelden. Er wordt gebruik gemaakt van een experimenteel design.
- Ideografisch = deze benadering richt zich op individueel gedrag. Er wordt gebruik gemaakt van een case studie.

Veranderingen in de tijd worden bestudeerd in drie contexten: ontwikkelingsonderzoek, prospectief onderzoek en evaluatie van interventieresultaten. Wat houdt ontwikkelingsonderzoek in? We onderscheiden hierbij drie benaderingen, licht toe

Ontwikkelingsonderzoek = om te leren hoe mensen veranderen over tijd. We onderscheiden hierbij drie benaderingen:
- Cross-sectionele benadering
- Longitudinale benadering
- Cohort-sequentiële benadering

Ontwikkelingsonderzoek is om te leren hoe mensen veranderen over tijd. We onderscheiden hierbij drie benaderingen: cross sectioneel, longitudinaal en cohort-sequentieel. Wat houdt hierbij de cross sectionele benadering in? Wat zijn hierbij cohort-effecten, een cohort en time-lagged analyses?

Cross-sectionele benadering = wanneer onderzoekers meerdere groepen mensen van verschillende cohorten tegelijkertijd vergelijken. Het is snel, goedkoop, maar je kunt niet praten over ontwikkeling omdat je praat over verschillen in cohorten in plaats van in individuen
- Cohorteffecten = per cohort de effecten bekijken, het gaat dan om de verschillen in ervaring.
- Een cohort = een groep mensen geboren in zelfde periode.
- Time-lagged analysis = elk cohort bekijken wanneer mensen 20 jaar zijn.

Ontwikkelingsonderzoek is om te leren hoe mensen veranderen over tijd. We onderscheiden hierbij drie benaderingen: cross sectioneel, longitudinaal en cohort-sequentieel. Wat houdt cohort-sequentieel in?

Cohort-sequentiële benadering = hierbij gaat het om het volgen van meer dan één groep in de tijd (=cohorten). We kunnen hierbij praten over ontwikkeling, maar het is tijdrovend, duur en je hebt te maken met de nadelen van herhaalde metingen.
- Deze benadering combineert cross-sectionele en longitudinale benaderingen.

Wat houdt prospectief onderzoek in? Waarvoor is het belangrijk en wat is een nadeel?

Prospectief onderzoek = onderzoekt de relatie tussen een onafhankelijke variabele op een bepaald moment en een afhankelijke variabele op een later tijdstip.
- Dit is vooral belangrijk in correlationeel onderzoek = er is sprake van tijdsvolgorde en daarmee causaliteit.
- Nadelen = attrition, test reactiviteit, historische effecten, test sensitization en alternatieve verklaringen.

Wat houdt de evaluatie van interventieresultaten in? Wat is een ander kenmerk en wat zijn de nadelen?

Evaluatie van interventieresultaten = onderzoekt de effectiviteit van een behandel- programma, zoals psychotherapie of een organisatorische interventie.
- De deelnemers worden minimaal drie keer beoordeeld: het begin van de behandeling, het einde van de behandeling en een follow-up nadat de behandeling beëindigd is. Zo kunnen de effecten van deelname aan de behandeling worden beoordeelt.
- Nadelen = attrition, test reactiviteit, historische effecten, test sensitization en alternatieve verklaringen.

Onderzoek kan worden uitgevoerd in twee settings: een labo en natuurlijke setting (of terwijl het veld). Wat is het verschil?

Onderzoek kan worden uitgevoerd in twee settings:
- Laboratorium = biedt de onderzoeker een hoge mate van controle over de onderzoeks- omgeving, de deelnemers, de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen. Het nadeel is dat het kunstmatig is.
- Natuurlijke setting (het veld) = biedt de onderzoeker natuurlijke omgevingen, deelnemers, de onafhankelijke variabele (=de behandeling die de deelnemers ervaren) en de afhankelijke variabele (=het gedrag van de deelnemers als reactie op de behandelingen). Het nadeel is dat er weinig controle is.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo