Data collectie
17 belangrijke vragen over Data collectie
Er zijn drie niveaus bij het doen van onderzoek: de onderzoekssteekproef, de target population en de study population. Leg uit wat het inhoudt en zet ze op volgorde
2. Onderzoekspopulatie (study population) = de mensen uit de doelgroep die voldoen aan de operationele definitie. Bijvoorbeeld: depressie operationaliseren, dat betekent het hebben van een psychiatrische diagnose van depressie.
3. Onderzoekssteekproef = participanten getrokken uit de onderzoekspopulatie en waarover de data worden verzameld, deze personen nemen deel aan het onderzoek.
De relaties tussen de doelgroep, de onderzoekspopulatie en de onderzoekssteekproef zien er als volgt uit op het plaatje. Als je van doelpopulatie naar onderzoekspopulatie gaat, waar heb je het dan over? En als je van onderzoekspopulatie naar onderzoekssteekproef gaat, waar heb je het dan over?
-Als je van de onderzoekspopulatie naar de onderzoekssteekproef gaat, dan heb je het over de validiteit van je steekproef.
Het trekken van een steekproef (sampling) = er zijn veel verschillende technieken die je kunt gebruiken voor het trekken van een steekproef uit een populatie. De meeste van deze technieken worden beschreven in termen van twee dimensies: Probability sampling en
Non-probability sampling. Wat houdt een probability sampling in?
Aan de hand van een steekproefkader kun je op vijf manieren een steekproef trekken:
- Enkelvoudige aselecte steekproef (simple random sampling)
- Gestratificeerde aselecte steekproef (stratified random sampling)
- Systematische steekproef (systematic sampling)
- Cluster steekproef
- Verschil tussen gestratificeerde steekproef en cluster steekproef
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat houdt een non probability sample in? Zonder steekproefkader kan je op twee manieren een steekproef trekken: convenience en quota. Licht toe
Zonder steekproefkader kun je op twee manieren een steekproef trekken:
- Convenience sample = een enkelvoudige aselecte nonprobability steekproef. Deze steekproeven bestaan uit mensen van wie de onderzoeker gemakkelijk gegevens kan verzamelen. Het is gemakkelijk, goedkoop en vaak gebruikt.
- Quota sample = gestratificeerde aselecte nonprobability steekproef. Dit betekent dat de convenience sample wordt gestratificeerd met behulp van een quotamatrix, waarbij je de cellen vult naar proportie.
Wat houdt het sneeuwbal steekproef effect in? Noem twee punten waarbij het vaak gebruikt wordt
- Dit wordt vaak gebruikt bij ontwikkelingsonderzoek: zodra een groep ouders is geïdentificeerd waarvan de kinderen de gewenste leeftijd hebben bereikt, kunnen die ouders anderen aanbevelen die kinderen van dezelfde leeftijd hebben en ook kunnen ze andere aanmoedigen om mee te doen.
- Het wordt ook gebruikt voor steekproeven van moeilijk te bereiken de populatie, zoals illegale drugsgebruikers.
Steekproefgrootte (sample size) = de onderzoeker moet ook beslissen hoeveel mensen hij in de steekproef wilt hebben.
Drie begrippen zijn hierbij van belang: Type-I fout, Type-II fout en statistische power. Wat houdt een type 2 fout in? Noem twee kenmerken en licht tevens toe waar het door wordt bepaald
- Bij het vinden van geen significant verschil kan je alleen maar een Type-II fout hebben.
- De kans op een Type-II fout noemen we de beta (β) = 1-power.
- Het wordt bepaald door: omvang van werkelijk verschil, gekozen steekproefomvang en de
variatie (spreiding) in een steekproef.
Om de juiste steekproefomvang te bepalen moet je vier vragen beantwoorden, licht toe
- Welk alfaniveau ga je gebruiken = hoe kleiner de alfa, hoe groter de benodigde steekproefomvang. Kortom: een alfa van 1% heeft meer proefpersonen nodig dan een alfa van 5%.
- Ga je een eenzijdige of tweezijdige statistische toets gebruiken = een tweezijdige test heeft minder power dan een eenzijdige toets en vereist dus een grotere steekproefomvang.
- Welk niveau van power wil je = over het algemeen geldt: hoe hoger het vermogen, hoe beter. Een goede richtlijn is een minimum van .80.
Enkele aanvullende aspecten uit het uitvoeren van een onderzoek zijn: Effectieve onderzoekssetting, instructies voor deelnemers, debuggen, het houden van dataverzamelingssessies, post-exerpimentele interview en het begeleiden van onderzoeksassistenten. Wat houden effectieve instructies voor deelnemers is en welke drie kenmerken zijn belangrijk?
Om dit te bereiken zijn drie dingen belangrijk:
- De instructies moeten duidelijk, compleet en simpel zijn (clear).
- Het moet de aandacht van de deelnemers trekken en vasthouden.
- Er moet gecontroleerd worden of de deelnemers het begrijpt.
Belangrijke aspecten van het uitvoeren van de data collectie sessie zijn.. (x4)
- Wees hoffelijk en professioneel
- Wees op tijd
- Wees alert op wat er gebeurd, geen telefoon
- Ga niet over de tijd heen
Enkele aanvullende aspecten uit het uitvoeren van een onderzoek zijn: Effectieve onderzoekssetting, instructies voor deelnemers, debuggen, het houden van dataverzamelingssessies, post-exerpimentele interview en het begeleiden van onderzoeksassistenten. Wat houdt een post experimenteel interview in En welke vier functies heeft het?
Het post-experimentele interview heeft vier functies:
- Ethisch
- Educatief
- Methodologisch
- Ontdekkend
Het doel va post-experimenteel interview = ethische/methodologische problemen met het onderzoek aan het licht te brengen, de deelnemers voor te lichten over doel, eventuele nadelige effecten te verzachten en eventuele misleidingen te verklaren. Er zijn vier functies, waaronder ethisch. Hierbij wordt gekeken naar desensitization en dehoaxing. Licht het verschil toe
- Dehoaxing = als gebruik is gemaakt van misleiding moet de onderzoeker de deelnemers ondervragen en de aard va de misleiding en de redenen ervoor uitleggen.
Het doel va post-experimenteel interview = ethische/methodologische problemen met het onderzoek aan het licht te brengen, de deelnemers voor te lichten over doel, eventuele nadelige effecten te verzachten en eventuele misleidingen te verklaren. Er zijn vier functies, waaronder ontdekkend. Wat houdt dit in?
Onderzoekers gebruiken het internet om een steeds breder scala aan onderzoeksvragen te beantwoorden. Twee benaderingen zijn hierbij translationele benadering (vertalend onderzoek) en fenomenologische benadering (nieuw onderzoek). Licht het verschil toe
- Translationele benadering (vertalend onderzoek) = deze benadering past materiaal dat voor offline onderzoek is ontwikkeld aan om toe te passen bij online onderzoek. Het gaat bijvoorbeeld om een vragenlijst die jaren geleden al ontwikkeld is, inclusief informed consent en debriefing.
- Fenomenologische benadering (nieuw onderzoek) = deze benadering ontwikkeld een nieuw onderzoek, bijvoorbeeld naar de interacties via social media of in multiplayer games. Cyberpsychologie is een nieuwe taak van psychologie, waarbij de focus ligt op online psychologie.
Wat zijn de voordelen van internet onderzoek? Noem er minimaal 3 (lees ze alle zeven door)
- Zuinigheid
- Een relatief goedkope en makkelijke dataverzameling
- Je krijgt toegang tot niet-studenten en speciale populaties
- Mogelijkheid om je te richten op specifieke populaties die van belang zijn
- De mogelijkheid om sommige aspecten van de interne validiteit van het onderzoek te vergroten = minder eisen waar de proefpersoon aan moet voldoen, minder proefleider
verwachtingen, geen interactie met een proefleider en participanten zijn vaak eerlijker.
- De mogelijkheid om gedrag te bestuderen zoals het online gebeurt
- Publiekelijk
Wat zijn de nadelen van internet onderzoek? Noem er minimaal 3 en lees ze alle zeven door
- Je hebt vaak te maken met een convenience sample = het is een biased sampling, waardoor er geen sprake is van representativiteit.
- Je kan niet echt experimenteren = dit kan wel in een laboratorium, wanneer het onderzoek
niet via internet plaatsvindt.
- Je kan niet alles opmeten via de computer.
- Je hebt geen controle over setting of motivatie.
- Geen directe interactie, dus je kunt niet checken of mensen het hebben begrepen.
- Veel uitval = ongeveer 30%.
- Er kan sprake zijn van sabotage = bijvoorbeeld een vragenlijsten meerdere keren invullen of hacking.
Onderzoeker kunnen verschillende technieken gebruiken om participanten te werven (recruiting). We maken hierbij onderscheid tussen passief en actief. Leg het verschil uit en beschrijf bij beide de drie strategieen die eronder vallen
Drie actieve strategieën:
- Crowdsourcing = websites en flyers.
- Het plaatsen van aankondigingen op online mailinglijsten en bulletinboards.
Passief = stellen hun onderzoek online beschikbaar en wachten tot de deelnemers het ontdekken.
Drie passieve strategieën:
- Adverteren
- Het onderzoek op lijsten vermelden
- De onderzoekssite zo ontwerpen dat deze gemakkelijk kan worden gevonden door
zoekmachines
Internetonderzoekers zijn gebonden aan dezelfde principes, regels en richtlijnen als andere onderzoekers, inclusief goedkeuring door de Institutional Review Board (IRB).
Ethische kwesties met betrekking tot internet onderzoek zijn... (x5)
Ethische kwesties met betrekking tot internet onderzoek:
- Vrijwillige deelname
- Privacy
- Informed consent
- Geen misleiding
- Debriefing
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden