Meetstrategie
15 belangrijke vragen over Meetstrategie
Een meetstrategie beslist hoe de variabelen die van belang zijn, moeten worden gemeten. Als het gaat om het meetinstrument: wat is dan belangrijk om te weten?
- Hoe meet je de variabelen?
- Operationele definities = dit zijn de meetstrategieën.
- Meting omvat kwantificering.
- Van je hypothetische constructen ga je naar manifeste variabelen.
Als de variabelen hypothetische constructies zijn, vormen de procedures die worden gebruikt om ze te meten hun operationele definities. Dit betekent dat de validiteit van het onderzoek afhangt van de validiteit van de meetstrategie. Wat zijn drie dingen die van belang zijn bij het ontwikkelen van een meetstrategie?
- Meetmodaliteiten
- De evaluatie van maatregelen
We maken onderscheid tussen manifeste variabelen en hypothetische constructen. Wat is het verschil?
- Hypothetische constructen = dingen die we niet direct kunnen waarnemen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Betrouwbaarheid is de mate waarin meerdere metingen hetzelfde resultaat geven (precisie/consistentie). Betrouwbaarheid kan op drie manieren worden beoordeeld, welke zijn dit? Licht de eerste hierbij ook toe
Betrouwbaarheid kan op drie manieren worden beoordeeld:
- Consistentie over tijd = dit kan beoordeeld worden aan de hand van test-hertest betrouwbaarheid, hierbij wordt de betrouwbaarheid van een instrument onderzocht door de meting letterlijk op dezelfde manier te herhalen.
- Consistentie over verschillende vormen
- Consistentie over items
Betrouwbaarheid kan op drie manieren worden beoordeeld: consistentie over tijd, over verschillende vormen en items. Wat houdt consistentie over items in? Wat is hierbij split half en inter item betrouwbaarheid?
- Split half betrouwbaarheid = hierbij worden de items in twee delen opgesplitst en wordt de correlatie tussen de totaalscores van de respondenten op de twee delen berekend.
- Inter-item betrouwbaarheid = hierbij wordt de Cronbach’s alpha berekend. Alpha is een functie van de gemiddelde correlatie van alle items met elkaar en kan worden geïnterpreteerd als een correlatiecoëfficiënt.
Je hebt verschillende soorten validiteit: content, structueel, relationeel, substantieve/inhoudelijke en generaliseerbaarheid. Licht toe wat content, structureel en relationeel inhoudt.
- Structurele validiteit = gaat over de structuur van je meetinstrument, waarbij gekeken wordt naar de dimensionaliteit. Scores op een unidimensionele maat zouden een enkele dimensie moeten produceren. Scores op een multidimensionale maat zouden evenveel dimensies moeten opleveren als de theorie voorstelt. Dit kan getoetst worden met
factoranalyse.
- Relationele validiteit = dit richt zich op de vraag hoe goed scores op een maat correleren met scores op een andere maat die hetzelfde beogen te meten.
Betrouwbaarheid en validiteit staan met elkaar in verband via het concept van meetfout: Als we een variabele meten krijgen we een geobserveerde score, deze bestaat uit twee componenten: De ware score = de feitelijke mate van het kenmerk van de persoon die wordt beoordeeld.
De meetfout = andere dingen die je niet wilde meten, maar toch deed vanwege de
tekortkomingen van het meetinstrument. Je hebt willekeurige en systematische meetfouten, licht het verschil toe.
- Willekeurige fouten = deze fouten fluctueren elke keer dat een meting wordt uitgevoerd; soms is het hoog en soms is het laag. Als gevolg hiervan fluctueert de waargenomen score; soms zal de waargenomen score hoger zijn dan de werkelijke score, en soms zal deze lager zijn. Daarom leidt een willekeurige fout tot een instabiele meting en lagere schattingen van de betrouwbaarheid.
- Systematische fouten = deze fouten zijn elke elke keer aanwezig wanneer een meting wordt gedaan. Als gevolg hiervan is de waargenomen score stabiel, maar onnauwkeurig als indicator voor de werkelijke score.
De effecten van willekeurige en systematische fouten op betrouwbaarheid en validiteit worden weergegeven in dit plaatje, waarbij de balken de geobserveerde scores aangeven. Wat houdt balkje 1, 2 en 3 in?
B. Vertegenwoordigt een onbetrouwbare maat = het is meestal een willekeurige fout. Als gevolg van het grotere aandeel van willekeurige fouten, heeft de maat relatief weinig ware score en heeft daarom een lage geldigheid.
C. Geeft een meting weer die betrouwbaar is maar een lage validiteit heeft = de betrouwbaarheid komt voort uit het feit dat het voornamelijk bestaat uit systematische (stabiele) fouten en zeer weinig willekeurige (onstabiele) fouten. Het heeft een lage werkelijke score, dus een lage validiteit.
Wat is een belangrijke implicatie als we het hebben over een onbetrouwbare maat? Beschrijf tevens wat een multitrait multimethod matrix inhoudt
- Multitrait-multimethod matrix = verschillende manieren en verschillende constructen meten. Dus het gaat om twee ongerelateerde constructen gemeten met twee verschillende methoden.
Meetmodaliteiten = de manier waarop kenmerken gemeten worden. Vier traditionele meetmodaliteiten: zelfrapportage, Gedragsmatige metingen, Fysiologische
en Impliciete metingen. Wat houdt zelfrapportage in en wat is een voor- en nadeel?
- Voordelen = het is vaak de meest directe manier om informatie te verkrijgen, de data kan gemakkelijk en snel verzameld worden.
- Nadelen = het is niet nauwkeurig, niet eerlijk en het is afhankelijk van de verbale vaardigheden van de respondenten.
Meetmodaliteiten = de manier waarop kenmerken gemeten worden. Vier traditionele meetmodaliteiten: zelfrapportage, Gedragsmatige metingen, Fysiologische
en Impliciete metingen. Wat houdt een gedragsmatige meting in en wat is een voor- en nadeel?
- Voordelen = mensen zijn zich vaak niet bewust dat ze geobserveerd worden en sommige gedragingen zijn automatisch waardoor het nauwkeurigere indicaties van psychologische
toestanden opleveren dan zelfrapportages.
- Nadelen = je kunt vastleggen wat mensen doen maar je kunt niet weten waarom ze het doen of wat het gedrag voor hen betekent. Daarnaast kan gedrag situatie specifiek zijn, wat betekent dat gedrag dat in de ene situatie wordt waargenomen niet wordt waargenomen in een andere, vergelijkbare situatie.
Meetmodaliteiten = de manier waarop kenmerken gemeten worden. Vier traditionele meetmodaliteiten: zelfrapportage, Gedragsmatige metingen, Fysiologische
en Impliciete metingen. Wat houdt een expliciete versus impliciete meting in?
worden gesteld en beslissen ze welke reactie ze willen geven.
Impliciete metingen = beoordelen reacties die mensen maken zonder da te denken of die niet gemakkelijk kunnen worden bewerkt.
Een meetmodaliteit is een meetstrategie. Wat houdt trianguleren hierbij in?
bijvoorbeeld door gebruik te maken van verschillende dataverzamelingstechnieken (de meetmodaliteiten).
Er zijn twee categorieen van metingen die hypothethische constructen beoordelen: psychometrische tests en onderzoeksmethoden. Licht het verschil toe
- Psychometrische tests = worden gebruikt om informatie te geven over de score van een bepaald individu op een constructie om te bepalen waar die persoon op de constructie staat ten opzichte van andere mensen. E.g: Individueel versus norm.
- Onderzoeksmethoden = worden gebruikt om informatie te geven over de gemiddelde
scores van groepen mensen om relaties tussen constructies te bepalen of om groepen mensen op een construct te vergelijken.
Onderzoeksmethoden kunnen we indelen in twee categorieen: ontwikkelde onderzoeksmethoden en ad hoc onderzoeksmethoden. Licht het verschil toe
informatie is over de betrouwbaarheid, validiteit en andere kenmerken.
- Operationalisaties, niet genormeerd maar gevalideerd
Ad hoc onderzoeksmethoden = wordt gecreëerd voor gebruik in een bepaald onderzoek. Er wordt weinig of geen moeite gedaan om de betrouwbaarheid of validiteit te beoordelen.
- Operationalisaties, niet genormeerd en ook niet gevalideerd, wees voorzichten en denk na over de validiteit
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden