Forensiche ondotologie

28 belangrijke vragen over Forensiche ondotologie

De term forensisch is afkomstig uit het:
  1. Latijn
  2. Grieks
  3. Angelsaksisch
  4. Romaans

1. Latijn

In Nederland is een werkgebied van de forensische odontologie niet:
  1. Leeftijdsbepaling
  2. Beetsporenonderzoek
  3. Gebitsidentificatie
  4. Behandeling van malpraxis

4. Behandeling van malpraxis

Wat is niet het doel van tandheelkundige röntgenopnamen bij identificatie?
  1. Vastleggen van parapulpaire pinnen
  2. Bepaling van leeftijd en geslacht
  3. Signaleren van mogelijk endodontisch behandelde elementen
  4. Opsporen van geimpacteerde elementen

2. Bepaling van leeftijd en geslacht
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het doel van de forensische odontologie in Nederland?
  1. Behandeling van gedetineerde tandartsen
  2. Opsporen van malpraxis door tandartsen
  3. Tandheelkunde voor forensen
  4. Tandheelkundige kennis ten dienste van de rechtgang

4. Tandheelkundige kennis ten dienste van de rechtgang

I. De sector technische identificatie van het Rampenidentificatieteam (RIT) draagt onder meer zorg voor lichaamsbeschrijving van omgekomen slachtoffers.
II. De sector tactische identificatie van het RIT legt de onderzoeksgegevens vast in PM-dossiers
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zij onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

3. I is juist, II is onjuist

De werkzaamheden van de groep forensich odontologen binnen het Rampenidentificatieteam (RIT) bij massarampen bestaan niet uit:
  1. Het vergelijken van ante mortem en post mortem tandheelkundige gegevens
  2. Het opvragen van tandheelkundige gegevens bij het slachtoffer
  3. Het verzamelen en vastleggen van post mortem tandheelkundige gegevens
  4. Het verzamelen en vastleggen van ante mortem tandheelkundige gegevens

2. Het opvragen van tandheelkundige gegevens bij het slachtoffer

I. Bestudering van oude gebitsmodellen vormt een onderdeel van het post mortem onderzoek.
II. Forensische odontologie vormt een vast onderdeel binnen de organisatie van het RIT
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

4. I is onjuist, II is juist

Welke maatstaaf kan niet bij leeftijdsbepaling worden gehanteerd?
  1. Transparantie
  2. Vorming van secundair dentine
  3. Attritie
  4. DNA-analyse

4. DNA-analyse

I. de tandheelkundige behandelingsgraad en/of kwaliteit van het gebit van een slachtoffer heeft geen invloed op het resultaat van de forensische odontologische identificatiewerkzaamheden.
II. onder een open ramp wordt verstaan een ramp met ‘bekende’ doden.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

2. I en II zijn onjuist

Wat hoort niet thuis is dit rijtje van odontologische post mortem werkzaamheden?
  1. Minutieus odontologisch onderzoek van het slachtoffer
  2. Bestuderen van gebitsmodellen en behandelkaart
  3. Het maken van röntgenopnamen
  4. Het onderzoek van uitgenomen kaken

2. Bestuderen van gebitsmodellen en behandelkaart

I. De sector tactische identificatie van het RIT legt de onderzoeksgegevens vast in AM-dossiers.
II. Een individuele identificatie kan door één forensisch odontoloog worden verricht.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

1. I en II zijn juist

Wat hoort niet thuis in het rijtje van individuele hulpverlening na een ramp
  1. Blussen van branden
  2. Registratie van overlevenden
  3. Berging van identificatie
  4. Afvoer van gewonden

1. Blussen van branden

I. Forensische odontologie is ontstaan na de eerste wereldoorlog.
II. Forensische odontologie vormt geen vast onderdeel binnen de organisatie van het Rampenidentificatieteam.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

2. I en II zijn onjuist

Het RIT is een organisatie die voornamelijk bestaat uit:
  1. Forensisch odontologen
  2. Vrijwillig brandweerpersoneel
  3. Forensisch pathologen en toxicologen
  4. Ervaren politierechercheurs

4. Ervaren politierechercheurs

Welke werkzaamheden van de forensisch odontologen binnen het RIT horen niet thuis in het volgende rijtje:
  1. Verzamelen van post mortem gebitsgegevens
  2. Selecteren en “matchen” van ante en post mortem gebitsgegevens
  3. Verzamelen van ante mortem gebitsgegevens
  4. Opsporen van gebitsrestanten in het rampterrein

4. Opsporen van gebitsrestanten in het rampterrein

I. Bij een ernstig verbrand slachtoffer is identificatie op grond van het gebit niet mogelijk
II. Bij een open ramp is er sprake van ‘bekende doden’, bijvoorbeeld als een vliegtuig neerstort op een lege landingsbaan.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

2. I en II zijn onjuist

I. Een beetspoor wordt gedefinieerd als: ‘Een spoor toegebracht alleen door tanden’.
II. Een beetspoor kan worden aangetroffen in voedingsmiddelen en lichaamsdelen.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

4. I is onjuist, II is juist

Het uitnemen van kaken ten behoeve van een forensisch odontologische identificatieprocedus:
  1. Verdient de voorkeur om zoveel mogelijk ante mortem informatie te kunnen verzamelen
  2. Vindt in Nederland niet plaats
  3. Vereenvoudigd bestudering en het maken van tandheelkundige röntgenopnamen
  4. Mag uitsluitend met toestemming van de nabestaanden plaatsvinden

3. Vereenvoudigd bestudering en het maken van tandheelkundige röntgenopnamen

Het gebit vormt om meerdere redenen een bruikbaar identiteitskenmerk. Daartoe behoort niet de volgende redenen:
  1. Het gebit zeer goed bestand is tegen allerlei destructieve invloeden
  2. Tandheelkundige gegevens worden door tandartsen vastgelegd
  3. Geen enkel gebit is identiek
  4. Het gebit is zeer geschikt voor geslachtsbepaling

4. Het gebit is zeer geschikt voor geslachtsbepaling

Wat hoort niet thuis in dit rijtje van ante mortem odontologische werkzaamheden?
  1. Verzamelen van historie bij behandelend tandarts
  2. Het bestuderen van gebitsmodellen en behandelkaart
  3. Het onderzoeken van uitgenomen kaken
  4. Het bestuderen van röntgenfoto’s

3. Het onderzoeken van uitgenomen kaken

I. Gebitsidentificatie is niet mogelijk bij een ernstig verbrand slachtoffer
II. Leeftijdsbepaling op grond van het gebit kan slechts plaatsvinden tot de gebitswisseling is voltooid.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

2. I en II zijn onjuist

I. leeftijdsbepaling op grond van het gebit kan slechts plaatsvinden tot de gebitswisseling is voltooid.
II. Doorbraakschema’s kunnen van nut zijn om de gebitsleeftijd vast te stellen.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

4. I is onjuist, II is juist

Wat hoort niet thuis in het rijtje van niet-natuurlijke doodsoorzaken:
  1. Euthanasie
  2. Suicide
  3. Ziekte
  4. Ongeval

3. Ziekte

I. Identiteit is een samenstel van een aantal fysieke en abstracte kenmerken
II. Bij een gesloten ramp is er sprake van ‘bekende’ doden, bijvoorbeeld als een vliegtuig neerstort op een lege landingsbaan.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

1. I en II zijn juist

Ante mortem tandheelkundige gegevens:
  1. Zijn nooit bij het ziekenfonds voorhanden
  2. Kunnen bij tandartsen worden opgevraagd
  3. Worden verkregen door bestudering van het gebit van het slachtoffer
  4. Zijn niet onmisbaar bij een odontologische identificatieprocedure

2. Kunnen bij tandartsen worden opgevraagd

I. Een beetspoor kan worden aangetroffen in lichaamsdelen en voedingsmiddelen.
II. Identificatie wordt onder andere verricht met behulp van persoonlijke eigendommen en lichaamskenmerken.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

1. I en II zijn juist

Ernstig verbrande stoffelijke overschotten kunnen het meest waarschijnlijk worden geïdentificeerd op basis van het gebit en:
  1. Tatoeages
  2. Vingerafdrukken
  3. Littekens
  4. DNA

4. DNA

I. Bij een gesloten ramp is er sprake van ‘bekende doden’, bijvoorbeeld bij een ongeval met een passagiersschip.
II. Doorbraakschema’s kunnen van nut zijn om de leeftijd vast te stellen.
  1. I en II zijn juist
  2. I en II zijn onjuist
  3. I is juist, II is onjuist
  4. I is onjuist, II is juist

1. I en II zijn juist

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo