Samenvatting: Module 4

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Module 4

• 1 Erfelijke en congenitale afwijkingen

  Dit is een preview. Er zijn 26 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is dystrofische myotonie type  1 en welke vormen zijn er?

  Een erfelijke spierziekte. Milde vorm, klassieke vorm, kindervorm en aangeboren (congenitale) vorm.

• Wat is ontwikkelingsveld defect?

  Een combinatie van afwijkingen veroorzaakt door een verstoring van een gebied van het embryo in een aaneengesloten fysieke ruimte. Meerdere organen in hetzelfde gebied zijn aangedaan. Bijv. Hernia diafragmatica / spina bifida.

• Wat houdt een malformatie in en welke vormen zijn er?

  Afwijking van een orgaan/lichaamsdeel ontstaan tijdens de embryogenese door abnormaal ontwikkelingsproces. Het is niet/gedeeltelijk/abnormaal gevormd. Minor vorm (cosmetisch op te lossen, bijv. Bijoortje) en major vorm (operatief, bijv. Schisis)

• Welke vormen van genetische erfelijkheid zijn er en wat houden ze in?

  Chromosomale afwijkingen (T13, T21 etc.), monogenetische afwijkingen (afwijking van DNA op één chromosoom), multigenetische afwijkingen (afwijking in DNA op meerdere chromosomen)

• Wat houdt autosomaal dominant in?

  Twee afwijkende genen, de ziekte draag je mee.

• Wat houdt x-linked dominant in?

  Geslachtsgebonden met twee afwijkende genen. Je hebt de ziekte. Wordt altijd doorgegeven.

• Wat is een spina bidifa en welke vormen zijn er?

  Een aandoening waarbij de sluiting van het onderste deel van de neurale buis niet volledig is (open rug). Je hebt spina bifida occulta en spina bifida aperta.

• Wat zijn verpleegkundige aandachtspunten bij spina bifida?

  Apneus, circulatieproblemen, drukplekken, wondjes, pupil reactie, houding

• Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten bij omphalocele?

  Lang afnavelen, liefst geen cpap, afkoelen, vochtverlies, beschadiging, infectie, pijnbestrijding.

• 2 Embryonale en foetale ontwikkeling

  Dit is een preview. Er zijn 14 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoe werkt de foetale foramen ovale circulatie?

  1) Moeder levert via de placenta/navelstreng vene zuurstofrijk bloed aan de vena cava van de foetus. Deze ader ontvangt ook zuurstofarm bloed uit de foetus. 2) Het beide stroomt via de vena cava in het rechteratrium. Via de foramen ovale wordt het volume in het linkeratrium geduwd (hoge weerstand in de longen), 3) vervolgens naar het linkerventrikel -> aorta, 4) via de aorta naar de rest van het lichaam.