Inleiding in de kinderpsychiatrie
41 belangrijke vragen over Inleiding in de kinderpsychiatrie
Reden voor verwijzing Kinder- en Jeugdpsychiatrie:
- lichamelijk functioneren zonder duidelijke lichamelijke oorzaak (vb: slapen, eten, pijn)
- ontwikkeling (vertraagd of ongebruikelijk verloop)
- gedrag (te druk/dwars/agressief/teruggetrokken)
- emoties (te angstig/somber/dwangmatig)
- relaties (te weinig of abnormaal contact)
Wanneer psychiatrische stoornis?
- niet passen bij de leeftijd
- niet (pedagogisch) te corrigeren zijn
- het algemeen functioneren ernstig belemmeren
- de ontwikkeling kunnen stagneren
- lijdensdruk veroorzaken voor het kind en/of de omgeving
Behandeling in de kinderpsychiatrie: stepped care (stapsgewijs)
Stap 2. medicamenteuze therapie, criteria:
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Somatische ziektebeelden/syndromen met onderliggend psychiatrische problematiek.
- Velo-cardio-faciaal syndroom: op latere leeftijd last van psychoses, depressie
- foetaal alcohol syndroom: gedragsproblemen
- syndroom van klinefelter
- Tubereuze sclerose: bij mensen die al jong epilepsie ontwikkelen ASS problematiek
- landau Kleffner syndroom
Checklist voor het klinisch interview van het kind:
- algemeen
- uiterlijk, gezondheid en ziekte
- sociale functies, contact en communicatie
- cognitieve functies
- affectieve functies/gevoelsleven
- motoriek
- spel
- functioneren op school (evt. werk)
- gedragsregulatie
- levensgebeurtenissen
- inschatting van risico- en beschermende factoren.
Checklist voor het klinisch interview van het kind (gedetailleerd) Algemeen:
- aanmeldingsklachten
- ziektebesef
- ziekte-inzicht
- lijdensdruk, motivatie voor hulpverlening
Checklist
Sociale functies, contact en communicatie:
- contact met onderzoeker
- relaties binnen het gezin (ouders, hechting, broers, zussen, beleving opvoeding)
- relaties met andere volwassenen
- relaties met leeftijdsgenoten
- vermogen tot inschatten van gevoelens anderen (empathie)
Checklist
Cognitieve functies:
- bewustzijn (dissociatieve verschijnselen)
- oriëntatie
- aandacht, concentratie
- uitvoerende functie (executieve functies, planning, cognitieve flexibiliteit)
- taal/spraak
- geheugen
- waarnemen
- denken (vorm en inhoud)
- intelligentie
Checklist Affectieve functies/gevoelsleven
- stemming (depressie, euforie/manie, suïcidaliteit)
- angst/vermijdingsgedrag
- dwanggedachten en -handelingen
- afweermechanismen
- zelfbeeld en zelfwaardering
Checklist Functioneren op school/werk:
- schoolse vaardigheden
- relaties met klasgenoten/collegae
- relaties met leerkrachten
Depressie:
Kernsymptomen voor alle leeftijden:
- aanhoudende depressieve of prikkelbare stemming
- lichamelijke klachten: gewichtsafname of -toename, slaapproblemen, overmatig actief of vermoeid
- cognitieve verschijnselen; gevoelens van waardeloosheid, onterechte schuldgevoelens, concentratieproblemen, doodsgedachten of wensen.
Depressie prevalentie en prognose.
Heeft verschillende uitingsvormen per leeftijd:
- kleuters: vaak ook lichamelijke klachten
- basisschoolleeftijd: vaak ook angst en negatieve gedachten. 1% depressieve kinderen
- adolescenten: vaak slaap- en eetstoornissen en suïcidegedachten of -pogingen. 4-8%. Meer meisjes dan jongens.
20% van de totale bevolking een of meerdere keren depressief tijdens de jeugd.
Uitingen van depressieve symptomen in verschillende leeftijdsfasen:
volwassenen
geen plezier beleven aan
gebrek aan emotionele reacties
psychomotorische gejaagdheid of remming
stemmingswisselingen gedurende de dag. Slecht in de ochtend
vroeg wakker worden/zijn
Het overwegend onoplettend beeld:
Kinderen met dit beeld vallen op omdat zij:
- dromerig zijn
- passief lijken
- teruggetrokken zijn
- ongeorganiseerd en vergeetachtig zijn
- niet lijken te luisteren
- vaak dingen kwijt zijn
- gemakkelijk afgeleid worden
- moeite hebben met het sociale gebeuren in de klas/omgeving
- moeite aandacht bij taken of spelactiviteiten te houden.
Overwegend hyperactief/impulsief beeld:
Kinderen met dit beeld vallen op omdat zij:
- moeilijk stil kunnen blijven zitten
- snel zijn afgeleid
- moeilijk op hun beurt kunnen wachten
- van de ene activiteit naar de andere hollen
- niet rustig kunnen spelen
- overdreven veel praten
- anderen in de rede vallen
- niet luisteren naar wat anderen zeggen
- zich vaak in gevaarlijke situaties storten
- moeilijk instructies kunnen volgen
- meer extreem (over- dan wel minimaal gevoelig) reageren op straf en beloning
- veel kwijtraken of vaak iets verliezen
- moeilijk blijvend de aandacht kunnen richten
- zichzelf moeilijk kunnen afremmen.
DSM-5 criteria diagnose ADHD. Het symptoom criterium:
- Het symptoom criterium:
→ ofwel 6 of meer symptomen van beide (aandachtstekort en hyperactiviteit-impulsiviteit) typen symptomen.
DSM-5 criteria diagnose ADHD. Het leeftijdscriterium:
DSM-5 criteria diagnose ADHD. Het contextcriterium:
DSM-5 criteria diagnose ADHD. Het ‘andere stoornissen criterium’:
Kenmerken ADHD verschillende leeftijden:
Kleuterschool:
luistert niet, geen gevoel voor gevaar
Basisschool:
niet op de beurt wachten, andere kinderen onderbreken en een antwoord eruit gooien zonder na te denken, regels overtreden, storend opdringerig tov leeftijdsgenoten, ongelukken
adolescentie:
zwakke zelfcontrole, roekeloos risico’s nemen.
ODD/CD prevalentie en prognose:
- Beginnend in de kinderleeftijd:
- ODD:
- Gedragsstoornis:
- Beloop:
Behandeling:ODD/CD
- medicatie: methylfenidaat 1e keus middel
- ouderbegeleiding
- ambulante begeleiding
- ADHD groepen
- individuele therapie.
Behandeling bij disruptieve gedragsstoornissen:
- medicatie, methylfenidaat, 1e keus middel ADHD
- psycho educatie
- pedagogische vaardigheden vergroten
- gedragstherapie
- (geen genezing)
ODD/CD Relevantie van adequate behandeling
- niet afmaken behandeling doet probleemgedrag inet afnemen
- Risicofactoren van jongeren met ODD/CD in volwassenheid
- vorm van delinquent gedrag
- psychiatrische stoornissen
- werkloosheid
- verslavingsproblematiek
- veel verbroken relaties/echtscheidingen
Eetproblematiek kinderen: voorschoolse periode
Type 1: gevolg pedagogische problemen:
- kind eet minder dan gemiddeld
- groei en functioneren goed
- geen onderliggende ziekte
- ouders bang te weinig voedingsinname, gedachte medisch probleem.
- ouders oefenen te veel druk uit → ontstaan van een eetaversie
- bij aanwezigheid gedragsproblemen (in ontwikkeling), verhoogd risico
Eetproblematiek kinderen: voorschoolse periode
Type 2: extreem selectieve eters
- sensory food aversion: gaat veel verder dan de angst voor onbekende of nieuwe of weerstand tegen een bepaalde soort voeding
- kun gemakkelijk leiden tot tekorten aan vb: vitaminen of mineralen
- vaak ook overgevoelig op andere prikkels zoals vieze handen of voeten en bepaalde geluidsprikkels.
Eetproblematiek kinderen: voorschoolse periode
Type 3: gevolg van lichamelijke ziekten
- darmziekten, stofwisselingsstoornissen, anatomische afwijkingen, hartaandoeningen slikstoornissen kunnen eetstoornissen veroorzaken
- bij langdurige problematiek en geen afname onaangename associaties niet afnemen → eet aversie → uitmonden in pathologische voedselweigering
Eetproblematiek kinderen: voorschoolse periode
Type 4: pathologische voedselweigering
Manifestatie:
- een eetaversie waarbij vermijdingsgedrag voorop staat.
- een slikangst waarbij het eten wel in de mond wordt genomen maar niet wordt doorgeslikt.
Eetproblematiek kinderen: basisschool
- emotioneel bepaalde eetproblemen
De DSM-criteria boulimia nervosa:
Anorexia nervosa prevalentie, prognose, comorbiditeit:
- Meer meisjes dan jongens, vnl tuss 15 - 19jr (3 op de 1000 meisjes)
- beloop: herstel na behandeling 82%, waarvan 41% andere stoornis (depressie of angststoornis)
- comorbiditeit:
Specifieke eetstoornis risicofactoren, multifactorieel.
- algemene psychologische factoren:
→ negatieve gevoelens
→ emotionele geremdheid
→ sociale faalangst
→ perfectionisme en prestatiegerichtheid
→ impulsiviteit
→ angstigheid
→ obsessieve persoonlijkheidstrekken.
Tips voor bejegening eetstoornissen
- wees geduldig
- wees tijdens het eten een dwingende steunpilaar
- let op het geven van complimenten bij hapjes die wel lukken
- wordt niet boos
- neem liegen, bedriegen of manipuleren niet persoonlijk op
- probeer creatief mee te denken met de patiënt, maar houd je aan de afspraken
- als de patiënt de sonde eruit trekt; praat hier rustig over
- geef alleen dwangvoeding bij acuut levensgevaar
- ondersteun de patiënt bij het geven van dwangvoeding.
DSM 5 autisme spectrum stoornis: (ASS)
- aanhoudend tekort in sociale communicatie en sociale interactie in diverse contexten, niet toe te schrijven aan een algemene vertraagde ontwikkeling
- beperkte repetitieve patronen van gedrag, interesses en activiteiten. (alleen spelen met autootjes door ze allemaal op een rij te zetten.
3 niveau’s in ernst:
- level 1: vereist ondersteuning
- level 2: vereist substantiële ondersteuning
- level 3: vereist zeer substantiële ondersteuning.
Oorzaken: omgevingsfactoren waar geen evidentie voor bestaat:
- dieet (flavonoïden (antioxidanten), caseine
- vaccinatie; bof, mazelen, rode hond (BMR) & Thimerosal (in sommige vaccins, waaronder het griepvaccin wordt thiomersal als conserveermiddel verwerkt)
- zware metalen (lood & kwik, vis en amalgaam)
- vitaminedeficiëntie (geen gebruik van foliumzuur tijdens de zwangerschap)
- virussen (bornavirus & herpesvirus)
- overige (tabak, herbicide, zwangerschapsechografie)
Autisme:
Verschillen jongens en meisjes:
- hersenstructuur:
→ ook zijn autistische meisjes minder eenzijdig geïnteresseerd. Hun neiging om zich op 1 activiteit te storten is kleiner
→ de onderzoekers verklaren dit verschil door de hersenstructuur die bij jongens en meisjes sterk verschilt Meisjes hebben vb een heel ander motorisch deel van het brein.
ASS en het aangaan en onderhouden van contact belemmerd door:
- moeite om in de ander te verplaatsen
- adviezen/initiatieven van anderen te letterlijk toepassen/opnemen
- gelaatsuitdrukkingen of andere non-verbale signalen niet op tijd herkennen
- te sterk vasthouden aan eigen onderwerp zonder bij te sturen
- geen sprake van wederkerigheid (de ander ook laten praten/ventileren)
- overspoeld door te veel zintuiglijke prikkels
- onvoldoende zelfvertrouwen door besef van tekort schieten in contacten.
Medicatie prikkelverwerking: Bumetanide:
- tijdens de zwangerschap is een hoge chloorconcentratie nodig voor de ontwikkeling van het brein
- na de geboorte een sterke daling
- bij een juiste concentratie ontstaat een rem op prikkels
- bij een goede chloorconcentratie: kan je leren je concentreren en selecteren van de juiste prikkels
- mogelijk risico ASS bij vroeggeboorte, chloorconcentratie nog niet tot juiste niveau gedaald
Advies van een moeder met een zoon van 12jr. Beiden bekend met ASS:
- zeg wat je doet en doe wat je zegt
- vraag toestemming om iemand aan te raken
- gebruik helder taalgebruik zonder woorden als: straks, misschien, later, enz.
- geef eerlijk en klinisch antwoord op vragen
- vraag wat je weten wilt zonder er een mooi verhaal van te maken, wat de aandacht van de vraag weghaalt
- accepteer dat de pijnbeleving bij mensen die autisme anders kan zijn
- vraag ouders, of de persoon met autisme zelf, wat ze nodig hebben in de huidige situatie
- luister vooral naar hetgeen er niet gezegd wordt
- autisme uit zich vaak door problemen met de prikkelverwerking
- geef bedenktijd om te mogen antwoorden.
Sterke kanten van ASS:
- uitstekend geheugen voor visuele informatie
- goede detailwaarneming
- eerlijk
- minder gestuurd door sociale wenselijkheid
- analytische vaardigheden
- doorzettingsvermogen
- grote mate van verantwoordelijkheid
- sterke motivatie
- harde werkers, maken taken af
- perfectionistisch
- planmatige handelaars.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden