De overerving van fenotypische variatie - verschillende types overerving van fenotypen
6 belangrijke vragen over De overerving van fenotypische variatie - verschillende types overerving van fenotypen
X(Z) chromosoom gebonden overerving
- homogametisch => 2 identieke heterosomen (XX,ZZ)
- heterogametisch => 2 verschillende hetersomen (XY,ZW)
indien mannelijke individu heterogametisch = XY
indien vrouwelijke individu heterogametisch = ZW (slang, vogels)
Y(W)-chromosoom gebonden overerving
=holandrische kenmerken
het Y chromosoom is klein en weinig functionele genen bevatten holandrische kenmerken
Onvolledige penetratie en variabele expressiviteit
variabele expressiviteit: de variatie in het fenotype dat bij het bewuste genotype hoort.
hoofdgen: gen dat grootste invloed heeft op het fenotype
modificerende genen: overige genen
alles samen vormt de genetische achtergrond
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Multifactoriële (complex) overerving)
F = G + M
G = A + D + I
A = additieve overerving, D = dominantie, I = interactie
kent een normaalverdeling.
vb: heupdyslasie bij honden
Epigenetica - epigenetische overerving
Genomische imprinting (inprenting)
voor een bepaald aantal autosomale genen is de hoeveelheid aangemaakt product van de allelen afhankelijke van het geslacht van de ouder waarvan het afkomstig is = functionele hemizygotie
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden