Samenvatting: Moleculen En Reactiviteit Class Notes
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van moleculen en reactiviteit Class notes
-
moleculen en reactiviteit college 1
Dit is een preview. Er zijn 20 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 03/02/2014
Laat hier meer flashcards zien -
Wat kenmerkt organische moleculen?
Deze moleculen bezitten minstens 1 koolstofatoom. -
Hoe wordt het atoommodel voorgesteld?
Het bestaat uit een kern een en elektronenwolk eromheen. De kern bevat de massa en dus de protonen en de neutronen. De elektronenwolk bevat de elektronen. Deze deeltjes zijn niet te pakken omdat ze een golfbeweging maken. Dit wordt ook wel de waarschijnlijkheidsdichtheid van een elektron genoemd. -
Welke isotopen zijn er van Koolstof?
Van koolstof heb je de C11, C12, C13 en C14. De C12 is de normale die het vaakst voorkomt. De C-11 wordt in de PET scan gebruikt, en heeft een halfwaardetijd van 20 minuten. De C-13 komt 1,1% voor. C-14 verdwijnt langzaam uit dood materiaal. -
Wat zijn meneer Hundt?
Deze stelde dat als er meerdere orbitals zijn van gelijke energieniveaus dan gaan de elektronen zich verdelen over deze orbitals. Dus als er 1 elektron in de 2px orbital zit en er komt er nog een bij dan gaat deze niet ook in de 2px maar ind e 2py of 2pz orbital. -
Waarom worden er sommige stoffen edelgassen genoemd?
Bij deze stoffen zijn er een geheel aantal schillen gevuld. Het gevolg hiervan is dat deze stoffen een covalentie van 0 hebben. Ze willen niet reageren. -
Wat is de valentieschil en wat is de coreschil?
De valentieschil is de buitenste schil waar elektronen in zitten. Deze schil kan bindingen aangaan met andere atomen. Deze elektronen worden ook wel valentieelektronen genoemd. In de schillen eronder zitten den core-elektronen. Deze elektronen in de coreschillen kunnen geen chemische verbinding aangaan. Hieruit volgt dat koolstof 4 elektronen beschikbaar heeft om bindingen te vormen en waterstof maar 1. -
Hoe wordt NaCl gevormd?
Natrium heeft atoomnummer 11. Dit betekent dat het 1 elektron in de 3s orbital heeft zitten. Dit elektron wil graag weg. Dus Natrium reageert heel snel met een ander atoom.Chloor heeft atoomnummer 17. Dit betekent dat het atoom in de 3xp nog 1 elektron te kort komt om een archonconformatie (18 elektronen waarbij de schillen zijn gevuld) te krijgen. Daarom wil chloor heel graag een elektron opnemen. De vorming van NaCl wordt hierdoor ook wel een ionische binding genoemd. Het heeft een kation (positieve geladen) en een anion (negatief geladen). -
Wat is het verschil tussen suiker en zout?
Het verschil hier tussen is dat zout bestaat uit ionische bindingen die in een kristalrooster zitten, terwijl suiker bestaat uit moleculen sucrose die allemaal niet-covalente bindingen aangaan. -
Waarom is de reactie van 2 fluormoleculen gunstig?
Deze reactie is gunstig want fluor heeft atoomnummer 9. Dit betekent dat het nog 1 elektron ontbreekt of het zou een edelgas zijn. Fluor heeft 3 lonepairs. Als je 2 F-atomen laat reageren, ontstaat het ontbrekende elektronenpaar. Hierdoor komen beide Fluoratomen in de neonconfiguratie terecht. Deze binding is echter niet gepolariseerd. -
Waarom reageert een H met een F?
Het waterstofatoom heeft wel een elektron over net als het fluoratoom die samen een elektronenpaar kunnen gaan vormen. Maar bij deze binding trekt fluor sterker dan water waardoor de binding meer naar fluor komt te liggen. Fluor wordt hierdoor een beetje negatief en waterstof een beetje positief.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden