Samenvatting: Motorische Stelsel

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Motorische stelsel

  • 1 Motorische stelsel

    Dit is een preview. Er zijn 135 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • 3 soorten botgroei / vorming :

    - Intramembraneuze verbening:
    •  verbening = proces van omzetting van andere weefsels in botweefsel
    •  Vormt platte schedelbotten, onderkaak, sleutelbeen
    •  Stamcellen differentieren in osteoblasten.
    •  Produceert substantia spongiosa, daarna substantia compacta
    - Enchondrale verbening: Kraakbeencellen worden omgezet tot botcellen.

    - Appositionele botgroei: Groeit vanuit het periost.
  • Soorten botten: 1. Pijpbeenderen

    •  Lange botten
    •  Bieden grote steun aan het lichaam
    •  Werken goed als hefboom
    •  Het vrij dunne middengedeelte heet diafyse (schacht)
    •  De uiteinden heten epifysen
    •  Op de grens tussen de epifyse en de diafyse bevindt zich een smalle laag substantia compacta: hier vind tijdens de ontwikkeling de lengtegroei plaats: dit wordt tijdens de groei
      epifysaire schijf (groeischijf) genoemd.


    Van arm en hand:
    •  Humerus (opperarmbeen)
    •  Ulna (ellepijp)
    •  Radius (spaakbeen)
    •  Ossa metacarpi (middenhandsbeentjes)
    •  Ossa digitorum manus (vingerkootjes) 



    Van been en voet:
    •  Femur (dijbeen)
    •  Tibia (scheenbeen)
    •  Fibula (kuitbeen)
    •  Ossa metatarsi (middenvoetsbeentjes)
    •  Ossa digitorum pedis (teenkootjes)
  • Soorten botten: 2. Platte beenderen

    •  Breed, lang en altijd plat
    •  Bestaan hoofdzakelijk uit substantia compacta, met daartussen een dun laagje substantia spongiosa.
    •  Door grote oppervlak zeer geschikt voor aanhechting van
    spieren.
    •  Sommige dienen ter bescherming van onderliggende

    organen.


    Voorbeelden:
    •  Ossa cranii (schedelbeenderen)
    •  Scapulae (schouderbladen)
    •  Ossa coxae (heupbeenderen)
    •  Costae (ribben)
    •  Sternum (borstbeen)
  • Soorten Botten: Onregelmatige beenderen

    •  Hebben uiteenlopende vormen en functies
    •  Veelal dunne substantia compacta en zijn gevuld met substantia spongiosa

      Voorbeelden:
    •  Schedelbasisbeenderen
    •  Maxilla (bovenkaak)
    •  Mandibulla (onderkaak)
    •  Gebitselementen
    •  Vertebrae (wervels
    •  Os hyoideum (tongbeen)
  • Bindweefselverbindingen (Junctura fibrosa)

    - Botten verbonden door stevige netwerken van collagene en elastische vezels.
    - Beweging tussen beide skeletdelen is niet mogelijk
    - Geven stevigheid en stabiliteit
    - Tussen de botten van het onderbeen en de onderarm (radius  ulna en tibia  fibula) bevinden zich vliesvormige bindweefselverbindingen = membrana interosseaDit vult de ruimte tussen beide botten grotendeels op en dient als aanhechting van spieren en stabilisatie van de twee botten.
    - De schedelbeenderen zijn tegen elkaar aangegroeide platte beenderen, hierdoor zijn de bindweefselverbindingen verdwenen. De voormalige bindweefselverbindingen worden suturae (naden) genoemd.
  • Gewrichten (soorten gewrichten) (Articulatio)

    = een botverbinding die een grote beweeglijkheid tussen de botten mogelijk maakt. De twee op elkaar aansluitende botuiteinden zijn qua vorm aan elkaar aangepast en maken deel uit van het gewricht. Je noemt ze gewrichtsvlakken.
  • Wordt omgeven door het gewrichtskapsel (capsula articularis): 


    - Is aan beide botten vastgehecht en houdt de botuiteinden bij elkaar
    - Zorgt voor een vacuüm in de gewrichtsholte;
    - Bevat gewrichtssensoren;
    - Heeft een binnenste laag  de membrana synovialis, een dun elastisch vlies met zenuwen en bloedvaten; produceert synovia;
    - Heeft een buitenste laag  demembrana fibrosa, een dik taai vlies van straf bindweefsel dat het kapsel stevig maakt; vaak verstevigd met ligamenten.
    - Ligamenten  geven het gewricht meer stevigheid, geven passief sturing aan de beweging en verhinderen bewegingen in een verkeerde richting
  • Discus articularis (kraakbeenschijf)

    vezelig kraakbeen. In het kniegewricht zitten twee halvemaanvormige kraakbeenschijven: de
    menisci. Kraakbeenschijven hebben uiteenlopende functies:
    - Maken sternum en clavicula passend
    - In de knie vergroten ze de stabiliteit
    - In de kaak vergroten ze de bewegingsmogelijkheden
  • kogelgewricht, met een diepe kom en een bolle kop:

    - maakt bewegingen rond de verticale, sagittale en transversale as mogelijk;
    - voorbeeld: heupgewricht;
  • ellipsvormig gewricht, met ellipsvormige kom en kop;

    - maakt bewegingen rond de sagittale en transversale as mogelijk;
    - voorbeeld: polsgewricht;

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart