Samenvatting: Mts-4 Kwali
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van MTS-4 Kwali
-
1 MTS-4 Kwali
Dit is een preview. Er zijn 108 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de 5 doelen van interviewen?
- Diepte en detail (elk aspect van elk onderdeel) --> het oppervlakkige overstijgen
- Nuance (werkelijkheid niet zwart-wit)
- Levendigheid
- Rijk aan info (veel vervolgvragen)
- Onderscheid andere vormen (wetenschappelijk/praktijkgericht intentie) -
Wat voor soort interviews zijn er?
- Individuele of groepsinterviews (focusgroep = homogeniteit)
- Culturele of thematische interviews (alledaagse vs afgebakend in tijdskader)
- Structuur via sluizen, meanderende rivier of een boom met takken
- Non-directieve (verkennend = sluis) vs directieve (specifiek = boom) (oftewel informeel vs formeel) -
Waarop let je in een kwali interview?
1. Communicatie
--> aard vragen, perceptie van elkaar en de gegeven antwoorden
--> type vraag
--> 1. geheugen; 2. (te snelle) generalisatie = ontwijkende strategieën
--> vervolgens: empirische referentie
--> perceptie: veilig gevoel en sociaal-cultureel
2. Relatie respondent (4 rollen):
- afstandelijk (volledige observeerder)
- gedeeltelijk afstandelijke interviewer (participerend)
- meelevend (observerende participant)
- volledig meelevend (complete participant)
--> rapport (onder = geen vertrouwen vs over = going native) -
Structureren via interviewstijl, hoe?
1. Sluismodel (zo breed mogelijk inzicht, 1 of 2 hoofvragen, vooral doorvragen (*exploratief/verkennend) en minder vervolgvragen)
2. Riviermodel (sequentie door- en vervolgvragen; 1 thema diepgaand onderzoeken) --> diepte
3. Boommodel (hoofdvragen krijgen min of meer hetzelfde gewicht; afzonderlijke delen van invloed op het geheel; breedte --> conversatiehulp) -
Wat is het verschil van een interview met een 'gewone' conversatie?
- Het interview is het onderzoeksinstrument (doelgerichte info-verzameling)
- Vaak met onbekenden
- Roldifferentiatie (interviewer bepaalt onderwerp en vragen, respondent bepaalt omvang)
- Veel intensiever luisteren
- Eigen mening niet laten doorklinken
- Via omweg terugkeren naar gevoelig onderwerp (wel respectvol)
- In het belang van de onderzoeker -
Wat is het verschil met andere 'professionele' gesprekken?
- In het kader van wetenschappelijk onderzoek
- Geen be-/veroordelende houding
- Vrijwillige deelname
- Geen adviezen/interventies geven
- Geen suggestieve vragen
- O.b.v. respect en vertrouwen -
Wat zijn de fasen in een interview?
1. Afspraak maken en informeren
2. Binnenkomen --> 'social talk'
3. Introductie (melden informed consent)
4. Het eigenlijke interview
5. Afsluiting (let op: off the record)
6. Verlaten van de scene (samenvatting onderzoek opsturen)
7. Daarna … Schrijf op: korte impressies van respondent en omgeving
Verder: interview snel uitwerken, logboek maken, beveiligde back-up -
Wat zijn de verbale technieken?
Actor, actie, waar en consequentie- Vragen (open en gesloten)
- Doorvragen (wat bedoelt diegene ermee) --> algemeen (kunt u mij daar iets meer over vertellen?) of specifiek)
- Samenvatten (1. tussentijds, bv om te kijken of je het goed hebt begrepen dus om eventueel nog te corrigeren en 2. einde) --> dus of heb ik het goed begrepen of een brug slaan naar een ander onderwerp of eindigen)
- Papegaaien (woord herhalen --> minder sturing dan een hele vraag)(goed als iemand emoties toont)
- Stiltes laten vallen (stimuleert praten, dus niet te snel onderbreken!)
- Gevoelsreflectie (samenvatten van iemands emoties bij een emotionele reactie --> gevoel benoemen!) -
Wat zijn non-verbale technieken?
Actor, actie, waar en consequentie
- Setting (bv zonder anderen)
- Interpersoonlijke afstand
- Kleding
- Houding
- Oogcontact
- Gezichtsuitdrukking
- Stemgebruik
- Minimal reinforcers --> zowel verbaal als non-verbaal -
Hoe breed (als bruikbaar in een empirisch onderzoek)?
- Niet te ruim (zoals literatuurstudie)
- Niet te abstract (zoals 'grand theories')
- Niet te krap (zoals een enkele hypothese over twee variabelen)
--> toetsbare hypotesen (als … dan) in een concrete situatie
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden