MTS-4 Kwali

25 belangrijke vragen over MTS-4 Kwali

Wat is theoriegeleid kwalitatief onderzoek?

- Gerelateerd aan wetenschappelijke theorie (inductief of deductief)
- Systematisch en voor anderen navolgbaar
- Erkennte Methoden en technieken
--> dmv een conceptueel kader = 1. S.C. (lite) --> niet dichtgetimmerd; abstracte begrippen; 2. hypothesen --> oorzaak-gevolg

Leg de S.C. van Blumer uit.

Geworteld in de sociale werkelijkheid
- Theorie tussen concepten --> verbinden empirische werkelijkheid met theoretische werkelijkheid --> dit deductief getoetst --> maar, concepten te vaag
- Dus: heldere concepten, door blikrichting van S.C. --> daarna meer inductief ontwikkelen van 'more definitieve concepts'

Leg de CGT van Glaser & Strauss uit.

- Polemisch (= tussen toetsen en beschrijven)
- Doel = via systematische methode de geleefde werkelijkheid verbinden met theoretische verklaringen
- Open manier, abstraherend
- Kritiek: de link met bestaande kennis zwak, te weinig houvast bij de analyse, te sterk gericht op bevestiging hypothese
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat veranderde Charmaz aan de S.C. en de CGT?

--> meer nadruk op de GT en S.C.
- Initial codes en focused en theoretical coding
- 'modern'
- S.C.: abstracte begrippen die meer empirisch geconcretiseerd moeten worden, opnemen in vraag, doorwerking in topiclijst en operationalisering, vooral 'a priori codes' maar ook 'emerging' --> geven richting

Wat is de plaats van de theorie in de huidige G.T.?

Vooraf: gebruiken eigen 'common sense'
Tijdens literatuurstudie: oriënteren (= deductief)
Uitgangspunt: concepten vertaald in topics en a-priori codees (= deductief)
Analyse (abductief = algemeen naar bijzonder): invullen patronen (terugkeer naar theorieën en concepten)
Vooral als resultaat (= inductief): een empirisch gefundeerd abstracter kernbegrip, typologie of hypothese

Wat is 'deductieve lite'?

- Kennis van begrippen, maar geen hypothesen
- En de begrippen nog niet zijn toegepast in jouw situatie

Wat is de kritiek op de G.T.?

- Kant: zonder begrippen ben je blind
- Gottwalt: historici doen alsof ze de geschiedenis 'zo' beschrijven, maar dit kan niet zonder concepten
- GT suggereert dat ze 'from scratch' kunnen beginnen --> onmogelijk en onwaar (zonder concepten zien we niks, theorie zit in je hoofd (S.C.; analyse van data) --> kennis en analytisch denken is noodzakelijk!

Wanneer een kwalitatief theorie gestuurd onderzoeksdesign?

- Ervaring met onderzoek
- Veel tijd
- 1. Bijna geen theorie; 2. Complex fenomeen/moeilijk onderzoekbaar; 3. Te kleine aantal cases (N)

Hoe los je het dilemma van wel/niet inlezen op?

- Bracketing (= kennis uit de literatuur zo lang mogelijk apart zetten)
- S.C. (skelet kader)

Hoe wordt de sampling uitgevoerd in kwalitatief onderzoek?

- Aselect en generalisatie is NVT!
- Maar wel: doelgericht (bepaalde kenmerken representeren) --> 1. theoretisch kader (via snowball, advertenties); 2. theoretische sampling (G.T.) (ook doelgericht naar uitzonderingsgevallen kijken!)

Kiezen setting: maximalisatie (waar het onderwerp het meest tot uiting komt) --> toegang hiertoe?
Descriptief = wat (meer gelimiteerd)
Verklarend = waarom

Wat is een naturalistic research paradigm?

Verschillende visies op de werkelijkheid ( er bestaat een werkelijkheid buiten ons hoofd waar wij een beeld van kunnen krijgen (we kunnen die kennen)
--> realisme
--> moeilijk objectief te zien (adequaat beeld)

Wat is een substantieve theorie?

Een theorie die uitspraak doet over 1 concrete situatie (bv een groeps bushangjongeren = gerichte groep; meer concreet)
Hiertegenover: formele theorie (--> pretendeert uitspraak te doen over meerdere situaties (past bij meerdere situaties) --> meer abstract

Wat houdt fase 1 (onderzoekskader) in?

- Onderwerp kiezen --> breed, dus:
- Afbakenen (inhoud en vorm)
--> beeld schetsen middels mindmap (om te verkennen en 'out of the box' the denken) --> inhoudelijk
--> design en methode

Wat houdt fase 2 (opstellen doelstelling) in?

A: bijdrage onderzoek aan oplossing probleem
B: de manier waarop de bijdrage wordt geleverd
--> als soort vaan 'kompas'
--> voorgeschreven (prescriptief) vs feitelijk (geen opdracht vanuit opdrachtgever, dus daarom niet 'wenselijk' zoals in boek)

Wat houdt fase 3 (globaal conceptueel model + vraagstelling) in?

- Soort oorzaak-gevolg (--> initiele codes)
- Literatuuronderzoek
- Kan er deductief onderzoek gedaan worden?
- Stand theorievorming --> S.C., hypothese?

Wat houdt fase 4 ( definitieve conceptuele model) in?

- Theoriecodes (a priori) --> gestructureerd (door openstaande theorieën)
- Hypothesen formuleren --> thick/prescriptieve theorie; verband tussen 2 variabelen (als … dan); hypothese toetsen of aanvullen theorie
- Steeds verder ontrafelen theorie
- Na fase 4: kwanti- of kwali-keuze (bij ons: kwali (kleine N, lastig generaliseerbaar)

Wat houdt fase 5 (conceptueel model concretiseren) in?

- Loose (langdurig onderzoek; levert rijke data; meer rukte voor nieuwe ontdekkingen) vs.
- Thight (beperkte tijd; gerichte data; minder interpretatie (door theorie); kant en klare codeset; hogere herhaalbaarheid)
--> ligt aan tijd, doel en theorie

- Operationalisatie (indicatoren) --> verdere definitie (moeilijk) --> op zoek naar modellen en schema's (dimensies en topics); topiclijst (uit de theoriecodes) --> transparantie --> herhaalbaarheid --> trustworthiness; interviewvragen (uit topiclijst) (let op: sociaal wenselijke antwoorden en het altijd willen antwoorden vb van Gerard Joling) --> nooit direct aan je respondenten voorleggen (want als ze het niet begrijpen, durven ze dit misschien niet te zeggen!; gangbare spreektaal makkelijker)

Leg het paraplu principe uit (weldadigheid als voorbeeld)

Dit is het maximaliseren van goede uitkomsten voor de wetenschap
3 dimensies:
- Informed consent (wederzijds) --> bv weigering
- Privacy
- Vertrouwelijkheid (anonimiteit)
- Professionele normen (waarde, validiteit, risico/baten, respect, onafhankelijkheid)

Wat zijn de voordelen van deelname voor de onderzochte en wat is de stress van de onderzoeker?

Voordelen: opgelucht gevoel; waardevol zijn; anderen helpen; voordelen institutioneel onderzoek
Stress: 1. onervarenheid, 2. te weinig training, 3. vertrouwelijkheid, 4. rollen conflict, 5. impact interviews op deelnemers en isolatie
--> verkeerde interpretatie bij analyse

Wat is het verschil tussen praktijkgericht en fundamenteel onderzoek?

Heeft consequenties
Doelstelling: p = probleem oplossen in de praktijk (klaar wanneer je een aanbeveling hebt); f = bijdrage leveren aan kennis/sociale theorie (klaar als jouw resultaten in verband hebt gebracht met kennis)
Rol theorie: p = theorie toepassen (stabiele theorie); f = klopt deze theorie? (theorie toetsen)
Aard resultaten: p = concreet; f = abstract

Wat is het verschil tussen een hypothese en S.C.?

Bij operationaliseren: H --> niet alleen de concepten, maar ook de relatie (bij S.C. alleen de concepten)
Bij ordening topics: H ook ordenen naar onafhankelijke en afhankelijke variabelen (bij S.C. hoeft dit niet)

Welke codeerrondes zijn er bij DQA?

1. Codes toekennen aan tekstfragmenten (eerst vooraf opgesteld, dan 'emerging codes' = bijvangst)
--> data reductie/condensatie
--> functies: selecteren en ordenen (1. oog hebben voor emerging codes; 2. nooit codes weggooien, alleen toevoegen; 3. axiaal coderen niet meer nodig)

2. Verder analyseren met alleen gecodeerde tekstfragmenten (al sterk gereduceerd)
--> belang overzicht creëren: systematisch samenvatten en matrices/modellen

Dus geen ronde open coderen
Dan: conclusies ontwikkelen (inhoudelijk (verbanden) terugkoppelen aan theorie (substantief)
En: hypothesetoetsend: komen ze uit? (ja? is er nog meer aan de hand?/ nee? kijken naar overeenkomende kenmerken van de afwijkende gevallen)
Dan: terugkoppelen theorie, conclusies verifiëren

Wat zijn de ethische kwesties in kwalitatief onderzoek?

Kijken naar in relatie met de onderzochten
- Informed consent (toestemming, waarvoor? --> doel, consequenties en tijd)
- Privacy
- Vertrouwelijkheid en anonimiteit
--> eigen veiligheid! (informeer anderen, openbare ruimte)
Regels geven niet altijd uitsluitsel, bedriegen onszelf makkelijk (ethical lapses)

Leg de kwaliteit uit volgens Boeije (H9).

Toevoeging aan bestaande 'body of knowledge'
- Objectiviteit
- Betrouwbaarheid = herhaalbaarheid (vergroten door standaardisatie van de methoden)
- Validiteit (goed passend; geldigheid analyse)

Er zijn 4 criteria (Glaser & Strauss):
- Bruikbaarheid (goed passende theorie)
- Begrip ( te begrijpen voor leken)
- Algemeenheid (toegepast op meerdere situaties)
- Controle (voor de gebruiker, over de structuur)

Wat zijn de 3 visies op kwaliteit volgens Boeije?

- Onderzoek is slecht een instrument om empirische data te verzamelen om een hypothese te toetsen (validiteit)
- Konden onderzoekers wel recht doen in hun onderzoek? --> crisis of representation: andere kwaliteitscriteria: credibility, transferability, confirmability en dependability, authenticity
- Objectiviteit en validiteit --> aanpassen aan specifieke aard onderzoek

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo