Muziek zingen

81 belangrijke vragen over Muziek zingen

Niet muzikale redenen: Waar levert zingen een positieve bijdrage aan?

Aan taalvorming. Er zijn liedjes over allerlei onderwerpen: mensen, dieren, de stad, de omgeving, feesten, het weer. Daarmee leren kinderen al zingend nieuwe woorden en leren ze de betekenis van deze woorden kennen. Tegelijk wordt de juiste uitspraak van worden ingeslepen.

Niet muzikale redenen: Waar is zingen nog meer goed voor?

Voor de sociale-emotionele ontwikkeling (groepsgevoel). De sfeer in de klas wordt positief beïnvloed wanneer er groepsactiviteiten worden ontwikkeld. Dat geldt voor sport, spel, toneel en ook voor zingen.

Er zijn allemaal redenen om te zingen met kinderen. Maar welke liederen zing je dan met hen, kun je daar fouten in maken? Wat is de basisformulering?

Het liedrepertoire op de basisschool is gevarieerd van samenstelling en bevat oude en nieuwe liederen, volksliederen, liederen uit andere culturen, liederen in andere talen, canons en speel en dansliederen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

2.4 zingen met jonge kinderen: Wat blijkt uit diverse onderzoeken?

Dat kinderen in de kleuter en onderbouwleeftijd over het algemeen een positieve houding hebben ten aanzien van zingen in een groep

2.4.1: zingen, taalontwikkeling en woordenschat uitbreiding: Wat is heel belangrijk in de samenleving en het onderwijs?

Taal

2.4.1: zingen, taalontwikkeling en woordenschat uitbreiding: Wat blijkt uit dat onderzoek over muziek invloed op taalontwikkeling?

Zo blijken jonge kinderen heel gevoelig te zijn voor nuances in toonhoogte. Ook peuters halen informatie eerder uit de intonatie (gebruik van toonhoogteverschillen) dan uit de betekenis van de woorden. Ritmische vaardigheden lijken zelfs invloed te hebben op de leesvaardigheid.

2.4.1: zingen, taalontwikkeling en woordenschat uitbreiding: Wat biedt het zingen?

Het zingen van liedteksten biedt een motiverende context voor het leren van woorden en de noodzakelijke herhaling.

2.4.1: zingen, taalontwikkeling en woordenschat uitbreiding: Welke activiteiten horen bij een muziekles aan jonge kinderen?

gesprekjes
spel
variaties op liedteksten etc.

2.4.1: zingen, taalontwikkeling en woordenschat uitbreiding: Het kennismaken met bepaalde woorden of het inoefenen ervan kan op allerlei manier, welke?

-Presenteer de woorden bijv. in een gesprek vooraf. Of spreek ze nog eens met extra aandacht uit en laat de kinderen ze nazeggen.
-Woorden uitbeelden en later laten terugkomen in een drama-activiteit.
-Het liedje kan elke dag enkele keren worden gezongen
-In de loop van de dag of week zijn de nieuwe woorden te gebruiken in andere activiteiten zoals tekenen, bewegen, spelen.

2.4.1: zingen, taalontwikkeling en woordenschat uitbreiding: Wat is vooral zinvol om te gebruiken tijdens muzieklessen?

Attributen die concreet en aanschouwelijk zijn en zo mogelijk afkomstig zijn uit of aansluiten bij de belevingswereld van het jonge kind. Het kind moet het attribuut kunnen plaatsen in zijn wereld. Je past de attributen effectief toe in de aanleerfase van het liedje.

2.4.1: zingen, taalontwikkeling en woordenschat uitbreiding: Je past de attributen effectief toe in de aanleerfase van het liedje. Wat houdt effectief toepassen in?

je doet er iets mee. Niet alleen noemen, niet alleen laten zien, maar laat kinderen voelen, proeven in geval van het liedjes over de bakker, koekjes verpakken, koekjes bakken, koekjes verkopen. Ook een tekening is functioneel bij de taalverwerving. Je kunt er een gesprek over voeren: wat bakt de bakker nog meer. I.p.v. koekjes zingen we broodjes, taartjes etc.

2.4.1: zingen, taalontwikkeling en woordenschat uitbreiding: Hoe werk je aan die 4 fasen?

Het onderwerp van het lied kan aanleiding zijn voor het creëren van een fantasiesfeer, hiermee ontstaat een context waarbinnen de kinderen de woorden kunnen begrijpen (semantiseren). Bewegingen bij het lied kunnen deze context versterken. Je zingt het lied ook meerdere keren. Alleen bij het aanleren van eht lied herhaal je het lied vele malen (consolideren).

2.4.2 repertoire: Wat zie je als je jonge kinderen observeert?

Je zult merken dat ze uit zichzelf vooral zingen in combinatie met een activiteit. Wat ze zingen is van minder belang. Vaak fantaseren ze tijdens het spel hun liedjes zelf.

2.4.2 repertoire: Wat leren kinderen verder in hun eerste jaren van hun leven?

de muzikale gewoonten van de cultuur waarin ze worden grootgebracht.

2.4.2 repertoire: Als het om de gezelligheid gaat zijn de eisen van liedkeus anders dan wanneer het gaat om de muzikale ontwikkeling van kinderen. Waar sluit je in dat laatste geval bij aan?

-Bij de mogelijkheid van de kleuterstem
-Wordt er niet geschreeuwd
-Wordt er herhaald en iets nieuws geleerd
-Werk je samen met de kleuters aan het zo verzorgd mogelijk zingen van de liedjes.

2.4.2 repertoire: Waar moeten de kinderen aan wennen?

-Aan de taal van muziek
-Aan melodieopbouw
-Aan maat en ritme

2.4.2 repertoire: Wat valt onder het kenmerk eenstemmig?

JK zingen eenstemmig en zonder begeleiding. Ze moeten leren op de juiste toonhoogte mee te zingen, leren hun eigen stem, de stem van de andere kinderen en de stem van de leraar af te stemmen op hun gehoor. Nog niet meerstemmig en canon. JK (tot ongeveer 6-7 jaar) kunnen hun liedjes wel met begeleiding zingen, maar leren daar niet zuiverder van zingen.

2.4.2 repertoire: Wat valt onder het kenmerk kort?

De liedjes zijn meestal kort omdat jonge kinderen over een kortere spanningsboog beschikken dan ouderen kinderen en hun (muzikaal) geheugen minder ontwikkeld is. Er zijn uitzonderingen (in de maneschijn, opa bakkebaard). Meestal in langere lieden wel veel herhalingen.

2.4.2 repertoire: Wat valt onder het kenmerk beperkte omvang?

De liedjes hebben vaak een beperkte omvang. Dat betekent dat de hoogste en de laagste toon niet te ver uit elkaar liggen. De meeste liedjes bevinden zich in het toongebied d-b. Niet te maken met dat kinderen de tonen niet kunne, Ze moeten nog leren zuiver zingen. Ze moeten hun innerlijk gehoor, de  te produceren tonen en dat wat ze horen in hun omgeving (zichzelf of de andere kinderen) op elkaar leren af te stemmen.

2.4.2 repertoire: Wat valt onder het kopje melodisch eenvoudig?

In liedjes voor JK komen meestal geen grote sprongen voor. De melodie bestaat uit kleine stapjes: stijgende en dalende toonladdermotieven. Ook uitzonderingen. (dikke dikke olifant).

2.4.2 repertoire: Wat valt onder het kenmerk ritmisch eenvoudig?

De liedjes hebben geen grote verschillen in ritmische bewegingen, geen complexe ritmische bewegingen en geen snelle passages. Goede liedjes voor het JK sluiten aan bij hun taalgebruik: zoals ze praten, zingen ze ook.

2.4.2 repertoire: Wat valt onder het kenmerk veel herhalingen?

JK houden van herhaling. Herhaling van bewegingen, van spelletjes: ze kunnen er uren mee doorgaan. Die herhaling is essentieel voor het leerproces: zo leren de kinderen, taal, liedjes en hun motorische mogelijkheden kennen en ontwikkelen. Herhaling is de voorwaarde voor leren.

2.4.2 repertoire: Wat valt onder de term verbonden met beweging?

Veel liedjes geven aanleiding tot beweging, de zogenoemde speelliedjes. Dit zijn liedjes waar een bewegingsvorm bij hoort: een (af)tikspelletje, een beweging (paardje rijden, touwtje springen), een kringspel, een danse, een wiegeliedje, een balspel, een klapspel.

2.4.2 repertoire: Wat valt onder het kernmerk aansluiten bij de belevingswereld?

De teksten van de liedjes sluiten aan bij de dingen waar de kinderen mee bezig zijn: de omgeving, seizoenen, feesten, dieren, sprookjesfiguren en fantasiefiguren. Kleine kinderen beleven veel plezier aan onzinteksten, klanknabootsingen, signaalliedjes (liedjes die een activiteit inleiden zoals: we gaan opruimen, we trekken de jas aan, we gaan eten etc.) etc.

2.4.3 Hoe zingen JK: Wat zijn kermerkende verschillen JK?

-Jonge kinderen zingen met de leraar mee
-Jonge kinderen zingen voor zichzelf
-Jonge kinderen zingen zoals ze praten.

2.4.3 Hoe zingen JK: Wat valt onder het kenmerk JK zingen met de leraar mee?

JK leren door mee te zingen met volwassenen hun stem af te stemmen op de stem van de volwassenen. De leerkracht zingt en de kleuter zingen mee. Kinderen zien zelfs de kans mee te zingen als het lied nog nooit eerder hebben gehoord door te murmelen of de laatste worden te herhalen.

2.4.3 Hoe zingen JK: Wat valt onder het kenmerk JK zingen voor zichzelf?

JK spelen wel samen met andere kinderen maar ze zijn gericht op zichzelf. Ze spelen eerder naast elkaar dan met elkaar. Met zingen precies zo: de kinderen zingen wel tegelijk met anderen maar betekend niet dat ze samen zingen. Ze kijken niet verbaasd als er iemand later inzet, te lang doorgaat of op een andere toonhoogte begint. In Engels literatuur musicking genoemd. Kinderen verwerken daarbij al improviserend bekende melodiepatronen in eigen liedjes.

2.4.3 Hoe zingen JK: Wat valt onder het kernmerk JK zingen zoals ze praten?

Het tempo van zingen is niet hoog, onder meer doordat kinderen hun spieren nog niet zo goed beheersen dat ze snel kunnen articuleren. JK moeten gestimuleerd worden om duidelijk te articuleren. Als kinderen het woord begrijpen maken ze er een fantasiewoord van. Kan grappig zijn, maar taalverwerving komt in het gedrang. Daarom belangrijk om met plaatjes, gebaren en woorden de tekst te ondersteunen en te verklaren.

2.4.4 hoe geef je leiding: Zingen in de onderbouw is meestal leerkracht gestuurd wat doet de leerkracht?

-zoekt de liedjes uit
-verzint aanbiedingsvormen
-activeert de kinderen etc.
Daarbij kan ruimte zijn voor eigen inbreng van de kinderen.

2.4.4 hoe geef je leiding: Wat is enorm belangrijk?

Het creëren van een goed pedagogisch klimaat. Het klimaat moet prikkelend en uitdagend zijn, maar ook stel je grenzen en ruimte die de kinderen mogen innemen. Vooral bij muziek vaak spraken van wankel evenwicht.

2.4.4 hoe geef je leiding: Wat is de kunst bij die spontaniteit en wat zijn de sleutelwoorden hierbij?

Het is de kunst om de spontaniteit en expressiviteit van de kinderen zo te leiden dat ze ten dienste staan van de muzikale ontwikkeling. De sleutelwoorden zijn: tempo in de les, uitdagende werkvormen aanbieden, duidelijk leidinggeven.

2.4.5 de toonhoogte van kinderliedjes: Wat is erg belangrijk voor het ontwikkelen van de kinderstem?

Zingen op de juiste toonhoogte

2.4.5 de toonhoogte van kinderliedjes: Is de toonhoogte waarop leerkrachten graag zingen altijd de geschikte toonhoogte voor de kinderen?

Nee, zonder hulp van instrument of opname zal de leerkracht bijna altijd een te lage toon aangeven.

2.4.5 de toonhoogte van kinderliedjes: Ook kinderen zingen het liefst in lagere regionen van hun stem, waarom?

Hoog zingen vraagt blijkbaar meer inspanningen dan laag.

2.4.5 de toonhoogte van kinderliedjes: Wat gebeurt er als kinderen die hoge tonen niet goed leren zingen?

Dan verliezen ze het vermogen om die tonen goed te zingen (use it or loose it)

2.4.6 leren overnemen van de toon: wat moet je niet doen?

Gebruik niet teveel verschillende tonen maar logische afgeronde melodiefragmenten.

2.4.7 lied aanleren: Hoe leer je een lied aan in de onderbouw?

altijd spelenderwijs en ondersteun dat met diverse activiteiten.

2.4.7 lied aanleren: inleiding - je introduceert het lied door het in een betekenisvolle context te plaatsen, wat voor een contexten?

-verhaaltje
-gesprek
-drama activiteit
-spel
-bewegingsvorm
-naar aanleiding van een voorwerp dat je meeneemt breng je de kinderen in de juiste sfeer.

2.4.7 lied aanleren: Wat doe je nog meer bij de inleiding?

-Stel spelenderwijs moeilijke woorden of begrippen aan de orde
(ook al heb je het lied op hun niveau, je kan er niet vanuit gaan dat ze het gelijk snappen)
-Beperk niet alleen tot uitleggen. (juist de variatie in aanpak met aanschouwelijk materiaal, dramatiseren, associatiespelletjes etc. levert een grote bijdrage aan de taalontwikkeling.

2.4.7 lied aanleren: hoe kan je het digibord gebruiken bij de inleiding?

-Ter illustraties
-visualisering van de inhoud
-een gesprek op gang te brengen.

2.4.7 lied aanleren: bij het aanleren geef je het goed klinkende voorbeeld wat is dat goed klinkende voorbeeld?

-op de juiste toonhoogte
-in het juiste tempo
-duidelijk verstaanbaar
-zuiver
-in het correcte ritme
-met verzorgd stemgebruik

2.4.7 lied aanleren: Waarom kan het erg zinvol zijn om een opname van een lied te laten horen een paar keer (aanleren)?

Hoe beter de kinderen luisteren, hoe beter ze het straks zingen.

2.4.7 lied aanleren: Waar moet je dan wel voor zorgen als de kinderen luister naar een opname?

Dat de kinderen actief zijn tijdens het luisteren.

2.4.7 lied aanleren: Wat zijn de stappen van het aanleren?

-Zing het lied vaak voor (8 tot 10 keer is voor de kinderen geen enkel probleem)
-Stel duidelijke vragen (kinderen luisteren gericht met behulp van duidelijke vragen: Hoe vaak zing ik dat woord? Welke regels lijken op elkaar?
-De kinderen voeren opdrachten uit (klap in je handen als ik dat woord zing)
-Ter afwisseling voeren de kinderen activiteiten uit (We gaan nu eerst de bakker helpen bij het broodbakken)
-Na verloop van tijd zingen ze mee, als de kinderen het lied goed kennen laat je ze alleen zingen.

2.4.7 lied aanleren: Wat blijkt uit onderzoek bij aanleren?

Dat JK een lied het best in zijn geheel kunnen aanleren. In stukjes knippen lijkt minder goed te werken.

2.4.7 lied aanleren: Waarom lijk het in stukjes knippen van een lied minder goed te werken?

JK hebben de neiging om heel snel mee te willen zingen. Ze zingen dan enkele woorden met de leraar mee, vaak de rijmwoorden aan het eind van de zin. Eigenlijk is er geen sprake van meezingen maar van er iets achteraan zingen, ze herhalen opvallende liedfragmenten.

2.4.7 lied aanleren: wat doe je voordat de kinderen meezingen?

Motiveer de kinderen om eerst goed te luisteren. Opdrachten kunnen helpen om de aandacht van het meezingen af te leiden.

2.4.7 lied aanleren: waar zorg je voor als je ervoor kiest om een opname te laten horen?

Zorg dan voor diverse luistervragen en afwisselende activiteiten. Om dat goed aan te sturen kun je die luistervragen visualiseren. bijv op het digibord

2.4.7 lied aanleren: Uitbreiding: als de kinderen het lied goed kennen is er ruimte voor allerlei extra activiteiten zoals...?

-tekstvariaties
-bewegingen
-(spelen op) instrumenten
Op die manier geef je aandacht aan allerlei andere aspecten van het muziekonderwijs. In bijv. dikke dikke olifant

2.4.8 brommer: In je klas zitten altijd kinderen die niet op de juiste toonhoogte meezingen. Meestal zingen ze te laag. Hoe noemen we kinderen die te laag zingen?

Brommers.

2.4.8 brommer: Wat zal je opvallen als je de moeite neemt om goed te luister naar het brommen?

Dat sommige brommers de melodie wel herkenbaar meezingen maar dat doen op een lagere toonhoogte. Andere brommers zingen heel monotoon.

2.4.8 brommer: De oorzaak van brommen kan heel divers zijn, wat kunnen oorzaken zijn? Een kind kan

-verlegen zijn
-ongemotiveerd
-een minder adequate luisterhouding hebben
-zich te druk gedragen
-zelfs overmatig enthousiast zijn

2.4.8 brommer: Hoe komt het dat kinderen kunnen brommen?

Bij brommers is er vaak iets mis in de coördinatie tussen stembanden en oren. Die kinderen horen vaak niet wat ze verkeerd doen.

2.4.8 brommer: Bij heel JK kun je nauwelijks spreken van brommen, waarom?

Die kinderen moeten nog leren om hun eigen toonhoogte ad te stemmen op die van de andere kinderen.

2.4.8 brommer: Waardoor lossen de meeste bromproblemen zich op?

Door veel en gevarieerd te zingen

2.4.8 brommer: In de onderbouw zingen de meeste brommers nog wel mee. Soms zelfs enthousiast waarom?

Ze horen zelf namelijk niet dat ze de fout ingaan

2.4.8 brommer: Het is belangrijk dat brommers hun enthousiasme behouden hoe, wat doe je dan tijdens een bromoefening?

Betrek alle kinderen erbij. Plaats de brommer niet in een uitzonderingspositie, anders loop je de kans dat deze kinderen hun onbevangenheid verliezen.

2.4.8 brommer: Waar zijn de volgende muziekspelletjes voor?

-Voor het gehoor van de kinderen
-de concentratie van kinderen
-de coördinatie tussen gehoor en stembanden

2.4.8 brommer: Help je met de muziekoefeningen alleen de brommers?

Nee de muziekspelletjes zijn ook een prima oefening voor de muzikale vorming en de gehoortraining van de andere kinderen?

2.4.8 brommer: Wat zijn die muziekspelletjes?

-Richtingspelletjes met instrumenten: kinderen wijzen waar het geluid vandaan komt
-Herkennen van geluiden, klankkleuren: verschillende kinderen zitten achter de kast met een instrument, welk instrument speelt er?
-Met bewegingen reageren op klanktegenstelling: de kinderen laten met hun lint zien hoe de bij vliegt, hoog of laag.
-Klanknabootsingen: de kinderen imiteren sirenes, dierengeluiden, spoken etc.

2.4.8 brommer: Het is goed om snel te signaleren bij welke kinderen het overnemen van de toon echt problemen oplevert. Wat voorkom je door hier in een vroeg stadium wat aan te doen?

Je voorkomt dat bij het kind een verkeer concept van op de goede toonhoogte zingen ontstaan.

2.4.8 brommer: Wat kan een hulpmiddel zijn om kinderen bewust te maken van toonhoogte verschillen?

Het met de handen aangeven van de toonhoogte

2.4.8 brommer: Waar bestaat de rol van de leerkracht uit?

vooral uit het leren openen van de oren van kinderen. Laat de kinderen ook verwoorden wat ze doen en wat ze horen. Daarbij zin attributen als handpoppen in te zetten in een vraag- en antwoordspel om het overnemen van de juiste toonhoogte te oefenen.

2.5 zingen met oudere kinderen: Wat blijkt uit onderzoek?

Dat kinderen de voorkeur geven aan liederen die ze zelf goed kennen, die in hun moedertaal zijn en in een stijl waarmee ze bekend zijn. Hun mening kan over een onbekend lied kan zo veranderen als er mee geoefend wordt.

2.5.1 leidinggeven aan een groep: Waar zorg jij als leraar voor?

-dat de kinderen tegelijk beginnen
-tegelijk eindigen
-op dezelfde toonhoogte zingen
-in de maat blijven
-in het juiste tempo zingen
Met andere woorden je moet leiding geven aan het zingen'
-je schenkt aandacht aan de kwaliteit van het zingen
-je kiest de liederen uit
-je leert de liederen op een goede manier aan

2.5.1 leidinggeven aan een groep: één uitgangspunt bij het aanleren van een lied is van fundamenteel belang wat is dat uitgangspunt?

Als de groep zingt is de leraar stil. Dit geldt niet voor kleutergroepen

2.5.1 leidinggeven aan een groep: Je zingt niet mee, en ondersteunt waar nodig, en zodra ze het kunnen zingen ze zelf weer. Dit doe je op deze manier om 2 redenen, welke?

-Het doel van het aanleren van liederen is dat de kinderen zelfstandig leren zingen. Als jij voortdurend meezingt blijven de kinderen altijd afhankelijk van jouw stem.
-Als je zelf meezingt, kun je nooit goed horen waar de kinderen fouten maken of waar het minder fraai klink. Het gevolg is dat de fouten inslijpen en dat er niet of nauwelijks aan de kwaliteit van het zingen wordt gewerkt.

2.5.2 zingen op de juiste toonhoogte: Wat gebeurt er als je een willekeurige toon kiest, op een hoogte die voor jouw prettig is?

Dan is de begintoon in bijna alle gevallen te laag voor de kinderen.

2.5.2 zingen op de juiste toonhoogte: Waarom is te laag zingen slecht voor de ontwikkeling?

Juist in de ontwikkelfase van de stembanden moeten kinderen leren ook hoge tonen te produceren en dus gebruik te maken van hun kopstem. Daarnaast klinkt te laag zingen vaak lelijk en beperkt het de kinderen in hun expressieve mogelijkheden.

2.5.3 toonovernemen, inzet en tempo aangeven: Bij het overnemen van de toon kun je verschillende niveaus onderscheiden, welke zijn dat voor groep 5-8?

-De kinderen nemen de toon over van een voorgespeeld motief.
-De kinderen zetten in na het voorzingen van de toon
-De kinderen zetten in na een voorspel
-De kinderen zetten in na een instrumentale inleiding van een meezing-cd

2.5.3 toonovernemen, inzet en tempo aangeven: Wat is belangrijk in de praktijk van de basisschool?

Dat alle kinderen op hetzelfde moment geconcentreerd inzetten.

2.5.3 toonovernemen, inzet en tempo aangeven: Hoe kun je realiseren dat kinderen tegelijk inzetten?

Dat kun je realiseren met een handgebaar of door af te tellen. In de regel is het geen probleem om bij het instuderen vooraf te tellen.

2.5.3 toonovernemen, inzet en tempo aangeven: Het is bij het instuderen geen probleem om te tellen , maar wat moet je je beseffen?

Zolang je maar beseft dat inzetten op een enkel handgebaar een hoger niveau van muzikaal handelen is en je de groep ook leert op een inzetgebaar te starten. Denk er wel aan dat het aantal tellen dat je vooraf geeft, klopt met de maatsoort van het lied. Vooraf tot drie tellen bij een lied in vierkwartsmaat is erg onlogisch.

2.5.4 takteren en maatslaan: Als de kinderen zingen, blijf je het tempo aangeven door met je hand de maten aan te slaan. De eenvoudigste vorm van maatslaan noemen we takteren. Wat houdt dat in?

Takteren houdt in dat je met een handgebaar de inzet en het tempo van het lied aan geeft.

2.5.4 takteren en maatslaan: De maat slaan is een iets lastiger maar wel nauwkeuriger vorm van liedleiding. Wat doe je hierbij?

Je tekent daarbij met 1 hand een maatslagfiguur in de lucht. Doe dit met een verende beweging, alsof je met een jojo aan het spelen bent. Welke maatslagfiguur je gebruikt, hangt af van de maatsoort en het tempo van het lied.

2.5.4 takteren en maatslaan: maatwisseling - Hoe sluit je een lied af?

Een lied sluit je af door op de laatste noot je hand stil te houden en als deze noot lang genoeg geklonken heeft, het zingen 'weg te vangen': je maakt een afsluitend rondje met je hand.

2.5.5 liedleidingsgebaren maken: Met het liedleidingsgebaar geeft de leerkracht een aantal dingen aan, welke dingen?

-het startmoment
-het tempo
-de maat
-de gewenste expressie
-en de verschillende inzetten bij een canon (of meezing-cd)

2.5.5 liedleidingsgebaren maken: Wat is het effect van liedleidingsgebaar?

Het effect van een liedleidingsgebaar is ook dat de aandacht van de kinderen op je gevestigd blijft, zodat je ook met je mimiek en handgebaren de kinderen kunst stimuleren en corrigeren.

2.5.5 liedleidingsgebaren maken: Wat zijn verschillende spelvormen om liedgebaren te oefenen?

-Zing het lied in wisselzang tussen verschillende groepen of tussen leerkracht en groep. Geef duidelijk aan wanneer de groep zingt en wanneer jij. Wissel steeds op muzikale momenten
-Zing de liederen met verschil in dynamiek en tempo. Maak verschil tussen zacht (kleine beweging), sterk (grote beweging), tussen crescendo en descrescendo, tussen snel en langzaam.
-Wacht wat langer met inzetten van een lied nadat de kinderen de begintoon van het lied hebben overgenomen. Maak het moment van inzetten extra spannend.
-Tv-spel en een radiospel zie blz. 53 voor uitleg.

2.6 aandacht voor de kwaliteit van het zingen: Wat is het belangrijkste hulpmiddel bij het werken aan de kwaliteit van het zingen?

Je oren.

2.6 aandacht voor de kwaliteit van het zingen: Wat gebruik je terwijl de kinderen zingen?

Behalve je handen (liedleidingsgebaar) en je gezicht (expressie), ook je gehoord.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo