Bi SOA's

147 belangrijke vragen over Bi SOA's

Hebben MO's die soa's verzorgen een korte of lange levensduur buiten het lichaam?

Korte.

Open vraag: Is de urethra geheel steriel? Zo niet waar wel/ niet?

Bijna geheel, alleen dicht bij de huid niet.

I acute urethritis is bij de vrouw vaak duidelijk merkbaar.
II lactobacillus is een vergroenende gram + staaf.
Welke van deze beweringen is juist of onjuist?
A. I is juist II is onjuist.
B. II is juist I is onjuist.
C. Zijn beiden juist.
D. Zijn beiden onjuist.

B.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Open vraag: Noem 4 soorten bacteriën die in de normale flora van de vagina zitten.

Vergroenende streptokokken, stafylokokken, lactobacillen, difteroide staven.

Welke MO zijn aan de buitenkant van de cervix?
A. Lactobacillen, vergroenende streptokokken, stafylokokken, difteroide staven.
B. Anaerobe bacterien.
C. Verschilt per persoon.
D. Geen de cervix is geheel steriel.

A.

Open vraag: Noem 3 ernstige vormen van cervicitis.

CMV, HPV en HSV.

Waar gaat acute cervicitis door HSV mee gepaard?
A. Necrose.
B. Necrose + afscheiding weinig vocht.
C. HIV.
D. Perihepatitis.

B.

Open vraag: Als er niets aan bartholonitis wordt gedaan wat kan dan het extreemste gevolg voor de patient zijn?

Perihepatitis.

Open vraag: Hoe noem je een ontsteking aan de vaginaklier?

Bartholonitis.

Hoe noem je een onsteking van afvoerbuisjes en cysten met abcesvorming van de vagina?
A. Fitz-Hugh-Curtis syndroom.
B. Bartholonitis.
C. PID.
D. Cyste van bartholin.

D.

Open vraag: Geef de definitie van PID.

Een verzamelnaam van uitgebreide bacteriele infectie vrouwelijk geslachtsorgaan.

Open vraag: Wat is de meest ernstige vorm van PID?

Salpingitis.

Open vraag: Welke complicaties kunnen voorkomen bij PID? Noem 2 + 1 bonus.

Chronische pijn, onvruchtbaarheid, perihepatitis (zeldzaam).

Open vraag: Van welke 2 bacterien is PID meestal een coinfectie?

C.trachomatis en N.gonorroeae.

Open vraag: Waar kan onbehandelde gonorroe toe leiden? Geef 3 voorbeelden + 1 bonus.

Artritis, endocarditis, meningitis en opthalmia neonatorum.

I Penicilline heeft een goede werking tegen mycoplasma. (Zo ja/ nee waarom)
II De mens is de enige gastheer voor C.trachomatis. (Zo ja/nee welke bacterie is de mens dan de enige gastheer)
Welke van deze beweringen klopt?
A. I is juist II is onjuist.
B. II is juist I is onjuist.
C. Zijn beiden juist.
D. Zijn beiden onjuist.

D.
I: Nee, mycoplasma heeft geen celwand en penicilline is alleen werkzaam tegen celwanden.
II: De mens is de enige gastheer voor N.gonorroeae.

Open vraag: Produceert Gonorroe B-lactamase?

Ja.

Open vraag: Met welke MO's kan een coinfectie van gonorroe optreden? Noem er 3.

C.trachomatis, trichmonas en candida.

Hoe kan je ervan uitgaan dat een man last heeft van Gonorroe.
A. Acute uretritis voorste deel uretra en druiper.
B. Ernstige hoofdpijn.
C. Pijn rond de lies en hoge koorts.
D. Kan niet Gonorroe verloopt bij iedereen symptoomloos.

A.

Open vraag: Gonorroe tast de slijmvliezen aan wat kan er optreden? Geen meningitis, endocarditis en opthalmia neonatorum? Geef 3 ontstekingen aan slijmvliezen.

Proctitis, tonsilitis en Conjuncivitis bij pasgeborenen.

Gonorroe is:


A. Een gram negatieve staaf.
B. Na een besmetting altijd een infectie.
C. Naast mensen ook bij apen een soa.
D. Een maltose omzettende bacterie. 
Er kunnen meerdere antwoorden goed zijn.

B.

Waar zorgt IgA protease voor bij N.gonorroeae?
A. Extracellulaire overleving.
B. Dat de bacterie door weefsels heen kan migreren.
C. Intracellulaire overleving.
D. Overleving van de bacterie buiten het lichaam.

C.

Open vraag: Waar zorgen plasmiden bij N.gonorroe voor? 1 voorbeeld.

Resistentie.

Open vraag: Hoe worden plasmiden van N.gonorroeae overgebracht? 1 voorbeeld.

Conjugatie.

Waar zorgt Outermembrane opacity OPA voor?
A. Agglutinatie.
B. Hechting.
C. Humorale en cellulaire immuun respons.
D. Migratie.

B.

Waar zorgen outer membrane proteins (OMP's) van N.gonoroeae voor?
A. Hechting.
B. Humorale en cellulaire immuun respons.
C. Activatie complement.
D. Geen van al het bovenstaande.

B.

Open vraag: Wat is het verschil tussen de Outer membrane proteins en Outer membrane opacity?

De outer membrane proteins zorgen voor het immuunrespons en de outer membrane opacity zorgt voor de hechting.

Open vraag: Waar zorgen de fimbrae voor en waaraan gebeurt dit?

Hechting aan slijmvlies.

Open vraag: N.gonorroe induceert TNAa wat is het gevolg hiervan?

Weefselbeschadiging.

Wat zorgt bij N.gonoroeae voor de productie van cytokinen?
A. Inductie TNFa.
B. Lipo-oligo sachariden.
C. Outer membrane proteins.
D. Geen van al het bovenstaande.

B.

I Lipo-oligo sachariden zijn niet verantwoordelijk voor activatie complement.
II LOS stimuleert het inflamatory respons.
Welke van deze beweringen is juist?
A. I is juist II is onjuist.
B. II is juist I is onjuist.
C. Zijn beiden juist.
D. Zijn beiden onjuist.

B.

Welke virulentie factor van N.gonorroe is verantwoordelijk voor adherentie, activatie complement, productie cytokinen, inductie lysis van polynucleaire neutrofielen en stimulatie inflamatoire respons.
A. OMP's.
B. OPA's.
C. LOS.
D. Geen enkele.

LOS.

Open vraag. Waar zijn de lipo-oligo sachariden van N.gonorroe allemaal verantwoordelijk voor? 4 voorbeelden + 1 bonus.

Inductie lysis van polynucleaire fagocyten, adherentie, productie cytokinen, activatie complement, stimulatie inflamatoire respons.

Open vraag: Welke 2 cellen proberen de N.gonorroeae te killen? En van welke cel wordt lysis geinduceerd en door welke virulentie factor gebeurt dit en welke probeert de bacterie te killen en hoe wordt deze cel beschadigt door de bacterie?

Macrofaag probeert de N.gonorroeae te killen en deze wordt beschadigt door TNFa productie en polynucleaire neutrofielen proberen de bacterie te lyseren en LOS gaat dit tegen.

Open vraag: Wat is een stuart? (wat bevat het niet)

Is een steriele wattendrager zonder vetzuren.

Open vraag: wat wordt bij mannen afgenomen bij mannen met de stuart en bij vrouwen?

Mannen: Exsudaat uit uretra.
Vrouwen: Afscheiding laten absorberen.

I Bij afname met een stuart is het niet verstandig om zeep en desinfectans te gebruiken.
II De methyleenkleuring wordt gebruikt om de N.gonorroeae beter intracellulair kunt zien bij macrofagen. (waarom goed / fout)
Welke van deze beweringen is juist?
A. I is juist II is onjuist.
B. II is juist I is onjuist.
C. Beiden zijn juist.
D. Beiden zijn onjuist.

A.
II is onjuist omdat N.gonorroea intracellulair zit bij polymorfkernige leukocyten.

Open vraag: Waar moet je rekening mee houden bij kweek van N.gonorroeae? Geef 2 voorbeelden (Denk aan gevoeligheid)

Gevoeligheid uitdroging en gevoeligheid temperatuur.

Open vraag: Onder welke omstandigheden kweek je N.gonorroeae?

Aeroob in 5-10% CO2.

N.gonorroeae:
A. Zet glucose oxidatief om.
B. Zet glucose en maltose om.
C. Zet glucose om en maltose niet.
D. Zet maltose om en glucose niet.

Meerdere antwoorden kunnen kloppen.

A en C.

Open vraag wat kun je toevoegen aan medium voor N.gonorroeae? 2 voorbeelden + 1 bonus.

Serum, ascites, antibiotica.

Open vraag: Waar screen je N.gonorroeae mee? (Welke test).

Oxidase test.

Open vraag: Welke typen N.gonorroeae zijn pathogeen en waarom zijn deze pathogeen?

Type 1 en 2 want ze hebben pilli.

Hoe komt het dat bij overenten van pathogene N.gonorroeae de vorm veranderd?
A. Bij overenten van N.gonoroeae veranderd de vorm door het medium.
B. Komt door de ouderdom van de bacterie.
C. Bij overenten verliezen de N.gonorroeae hun pilli en zijn ze minder pathogeen.
D. N.gonorroeae veranderd niet van vorm bij overenten.

C.

Open vraag: Hoe ziet een verdachte N.gonoroeae eruit? En onder welke omstandigheden + plaat groeit deze bacterie?

Grijs, gladde onregelmatige rand. Choc plaat O2 met 5-10% CO2.

I Jonge gonokokken produceren stoffen die fagocyten afstoten.
II Alleen oude gonokokken kunnen gefagocyteerd worden.
Welke van deze beweringen is juist.
A. I is juist II is onjuist.
B. II is juist I is onjuist.
C. Beide zijn juist.
D. Beide zijn onjuist.

C.

Open vraag: Zijn er bij een chronische infectie met N.gonorroeae veel of weinig diplokokken.

Weinig diplokokken.

Wat is een aanduiding voor een chronische gonorroe infectie?
A. Doordat diegene perihepatitis krijgt.
B. Doordat er veel gonokokken aanwezig zijn.
C. Doordat er weinig gonokokken aanwezig zijn.
D. Geen van het bovenstaande.

C.

Open vraag: Waar wordt N.gonoroeae mee behandeld?

Ceftriaxon.

Chlamydia is een:
A. Obligaat extracellulaire bacterie.
B. Facultatief intracellulaire bacterie.
C. Parasitaire intracellulaire bacteie.
D. Obligaat intracellulaire bacterie.

D.

I Chlamydia kan extracelllulair reproduceren en groeien.
II Chlamydia is een Gram-negatieve bacterie.
Welke bewering is juist?
A. I is juist II is onjuist.
B. II is juist I is onjuist.
C. Beiden zijn juist.
D. Beiden zijn onjuist.

B.

Deze type Chlamydia bezorgd Pneumonie. Over welke type Chlamydia gaat deze bewering?
A. C.trachomatis.B. C. pneumoniae.C. C. Psitacci.D. Allemaal.

D.

Open vraag: Waar zorgt C.trachomatis allemaal voor. 3 voorbeelden + 1 bonus.

Pneumonie, lymphogranuloma vereneum, urogenitale infecties, trachoma conjunctivitis.

Waar zorgt C.pneumoniae voor?
A. Pneumonie.
B. Pneumonie, urogenitale infecties, LGV.
C. Pneumonie, sinusitis, urogenitale infecties.
D. Pneumonie, sinusitis, artherosclerose.

D.

Open vraag: Waar wordt C.trachomatis door overgebracht? 2 voorbeelden.

Geboorte en seksueel contact.

Open vraag: Waar kan C.trachomatis ontsteking aan veroorzaken? 4 voorbeelden + 1 bonus.

Bijballen, urinebuis, endeldarm, eileiders, baarmoederhals.

I Chlamydia is een persisterende infectie.
II Chlamydia verloopt altijd symptoomloos.
Welke bewering is juist.
A. I is juist II is onjuist.
B. II is juist I is onjuist.
C. Beiden zijn juist.
D. Beiden zijn onjuist.

A.

Wat zijn tekenen van C.trachomatis bij vrouwen? (Kan symptoomloos verlopen). 6 voorbeelden + 2 bonus.

Branderig gevoel bij het plassen, NGU, LGV, perihepatitis, salpingitis, endometritis, bartholonitis, cervicitis.

Wat kunnen de elementary bodies van C.trachomatis infecteren?
A. Epitheel cellen.
B. Alle cellen.
C. Geslachtscellen.
D. Epitheelcellen en heel soms macrofagen.

D.

Open vraag: Waar worden de elamenary bodies van C.trachomatis gemaakt?

Door reticulate bodies.

Wanneer veranderen de elamentary bodies van C.trachomatis in reticulate bodies?
A. Als de EB's eenmaal in de cel zitten.
B. Als de bacterie ouder is.
C. Als het cyclus is afgerond.
D. Niet.

A.

Wat is de infectieuze vorm van C.trachomatis?
A. De bacterie zelf.
B. De reticulate bodies.
C. De elematary bodies.
D. Geen van het bovenstaande.

C.

I Elementary bodies hebben een stevige buitenlaag.
II Reticulate bodies zijn niet infectieus.
Welke van de beweringen is juist?
A. I is juist II is onjuist.
B. II is juist I is onjuist.
C. Beiden zijn juist.
D. Beiden zijn onjuist.

C.

Kan de transmissie van C.trachomatis verticaal verlopen? (Van moeder op kind).

Ja.

Geef 3 voorbeelden + 1 bonus van de pathogenese van C.trachomatis bij een vrouw. (Symptoomloos.

Salpingitis, uretritis, proctitis, cervicitis.

Bij hoeveel % van de mannen en hoeveel % van de vrouwen verloopt C.trachomatis symptoomloos?

Mannen 25-50% geen klachten.
Vrouwen 70%.

Als iemand geen klachten heeft van Chlamydia is dit dan wel besmettelijk?

Ja.

Open vraag: Waar krijgt een man last van als hij Chlamydia heeft? 1 voorbeeld. Hoe lang is de incubatietijd?

Uretritis. Incubatietijd 7-21 dagen.

Hoeveel procent van de mannen heeft in de eerste 3-6 weken last van symptomen van chlamydia? Wat zijn deze symptomen 2 voorbeelden.

70% Pyurie en dysurie.

Open vraag: Door welke vorm van Chlamydia kan LGV ontstaan?

C.trachomatis.

Waar begint LGV mee?
A. Ulcus.
B. Laesie.
C. Problemen met plassen.
D. B en C kloppen beiden.

B.

Met welke SOA gaat LGV het meest gepaard?
A. HPV.
B. Gonorroe.
C. Ptiris pubis.
D. HIV.

D.

Open vraag: Waar kan LGV mee behandelt worden?

Doxycylcine.

Open vraag: Door wat worden de bacteriën van C.trachomatis verspreid en wat is het gevolg hiervan?

Door de lymfen, vergroting lymfeklieren.

Waar duidt een hoge IgM op bij de diagnostiek van C.trachomatis.
A. Een infectie die langer bezig is.
B. Een chronische infectie.
C. Dat de infectie voorbij is.
D. Een recente infectie.

D.

Is een detectie van hoge IgM bij  een neonatale infectie van chlamydia bruikbaar?

Ja.

Worden serologische testen veel gedaan op Chlamydia?

Nee.

Open vraag: Welke diagnostiek is het beste voor C.trachomatis?

Moleculaire diagnostiek.

Kun je met serologische diagnostiek onderscheidt maken tussen een recente en nieuwe infectie? Waar is een hoge IgM gehalte wel bruikbaar bij?

Nee. Bij neonatale infectie.

Welke antibiotica kan gebruikt worden voor behandeling van C.trachomatis?
A. Erytromycine.
B. Tetracycline.
C. Sufonamides.
D. Al het bovenstaande.

D.

Wat is de beste manier om een chlamydia onder controle te houden?
A. Behandeling.
B. Antibiotica gebruik in endemische gebieden.
C. Behandeling en sanitatie.
D. B en C.

C.

Hoe kunnen infecties van C.trachomatis het beste tegengegaan worden?
A. Veilige sex en directe behandeling van symptomische patienten.
B. Antibiotica gebruik in endemische gebieden.
C. Veilig sex.
D. Behandeling samen met sanitatie.

A.

Waarom is het antibiotica gebruik voor C.trachomatis in endemische gebieden van gelimiteerde waarde?
A. De bacterien zijn resistent.
B. Er is geen geld voor.
C. Herinfectie is in deze gebieden normaal.
D. Er is geen goede antibiotica tegen C.trachomatis omdat deze maar blijft muteren.

C.

Wat kun je gebruiken als behandeling tegen Gardnerella vaginalis? Meerdere antwoorden zijn goed.

A. Flagyl.
B. Doxycycline.
C. Metronidazol.
D. Tetracycline.

A en C. (Flagyl is metronidazol.

Wat voor fluor heeft Gardnerella vaginalis?
A. Zoete weeige fluor.
B. Fluor met vislucht.
C. Groene purulente fluor.
D. Geen.

B.

Gardnerella vaginalis is:
A. Een parasiet.
B. Bacteriele vaginose.
C. Een ulcus vormende soa.
D. Een niet ulcus vormende soa.
Meerdere antwoorden zijn goed.

B en D.

Waardoor kan gardnerella vaginalis een pathogeen worden in de vagina?
A. Verstoring van het bacteriele evenwicht door daling van de pH.
B. Verstoring van het bacteriele evenwicht door stijging van de pH.
C. Door antibiotica gebruik.
D. Gardnerella is altijd pathogeen in de vagina.

B.

Open vraag: Hoe kun je zien dat iemand gardnerella vaginalis heeft? ....Cells.

Clue cells.

Waar duidt kaasachtige, dikke, witte, klonterige, adhesieve fluor op?
A. Gardnerella vaginalis.
B. Trichomonas vaginalis.
C. Candida.
D. Gonorroe.

C.

Open vraag: Welke klachten komen voor bij Candida? Geef 3 voorbeelden.

Mictieklachten (plasklachten), jeuk en aanhoudende pijn in de genitalien (dyspareumie).

Waar kan je Candida het beste op kweken?
A. Bloedplaat.
B. Vloeibaar medium.
C. Sabouraud.
D. Chocoladeplaat.

C.

Wat gebeurt er als je 10% KOH aan een preparaat van Candida toevoegt?
A. Dan komt er een vislucht vrij.
B. Dan kun je hyven zien.
C. Dan spoel je de overige flora weg.
D. Niets.

B.

Open vraag: Wat zijn de klachten bij Trichomonas? 3 voorbeelden.

Veel fluor, pijn, cystits.

I Bij trichomonas vaginalis komt er bijna geen fluor voor.
II Trichomonas fluor heeft een weeë zoete geur.
Welke van de volgende beweringen is juist?
A. I is juist II is onjuist.
B. II is juist I is onjuist.
C. Zijn beiden juist.
D. Zijn beiden onjuist.

B.

Welke van de onderstaande eigenschappen bevat de fluor van Trichomonas? 5 Eigenschappen.
Vislucht, Weeë zoete lucht, rotte eieren lucht, dik, purulent, dun, wit, geel/groen/wit, doorzichtig, veel, weinig, luchtbellen, brijig, klonterig.

Weeë zoete lucht, dun, geel/groen/wit, veel, luchtbellen.

Op welke MO duidt luchtbellen in de fluor?
A. C.trachomatis.
B. N.gonorroeae.
C. Candida.
D. Trichomonas.

D.

Kun je Trichomonas kweken? Zo ja, hoe en waarop?

Nee.

Open vraag: Aan welke infectie denk je als iemand een stinkende naar rotte vislucht ruikende creme-achtig grijze fluor heeft?

Garnerella vaginalis.

Welke kleur heeft de vagina bij candida?
A. Normaal.
B. Felrood.
C. Rode stippen.
D. Zwart.

B.

Wat is de ergste klacht bij gardnerella vaginalis?
A. Pijn bij plassen.
B. Roodheid.
C. Jeuk.
D. Ernstig stinkende fluor.

D.

Hoe ziet de vagina eruit bij een gardnerella infectie?
A. Rood met verhevige rode stippen.
B. Geen roodheid.
C. Felrood.
D. Vervelt en zwart door necrose.

B.

Wat zie je niet in een preparaat van Gardnerella? Open vraag: Wat zie je wel?
A. Bacillen.
B. Bloedcellen.
C. Wat voor Gram-het is.
D. Bacillen en leukos.

D. Clue cells.

Hoeveel pH heeft het milieu van de vagina bij een Gardnerella infectie?
A. 4-5.
B. 5-6.
C. Varieert tussen de 3 en de 7.
D. Hoger dan 7.

B.

Open vraag: Wat voor klachten kan een vrouw krijgen bij Gonorroe? 3 + 2 bonus.

Moeite met plassen (dysurie), strangurie, veel naar de wc maar geen urine toename (pollakisurie), fluor, jeuk.

Wat gebeurt er met de vagina bij een infectie met N.gonorroeae?
A. Overmatige bloedgehalte (hyperaemie).
B. Ernstige roodheid.
C. Geen verandering.
D. Rode vlekken en necrotisch beeld.

A.

Wat voor fluor wordt uitgescheden bij een N.gonorroeae infectie?
A. Geel/groenige met luchtbellen.
B. Naar rotte vis ruikende creme fluor.
C. Geel/groenbruinige purulente fluor.
D. Geen.

C.

Waar komt de fluor vandaan bij C.trachomatis?
A. Er is geen fluor.
B. Uit de cervix.
C. Uit de vagina.
D. Vanuit de uretra.

D.

Wat zijn de klachten bij herpes?
A. Pijn, last van de zenuwen, fluor, pollakisurie.
B. Pijn, fluor, dysurie.
C. Pijn, last van de zenuwen, dysurie.
D. Pijn, jeuk, dysurie, last van de zenuwen.

C.

Hoe weet je dat iemand een herpesinfectie heeft aan de hand van de vagina?
A. Ernstig rood en er komt geen fluor uit.
B. Blaasjes op de vagina en later pijnlijke urethra.
C. Rode stippen en bulten in de liezen.
D. Necrotisch beeld.

B.

Hoe ziet de fluor eruit bij een Herpes infectie?
A. Groen/geel bruinig.
B. Wit/creme stinkend.
C. Purulent beslag op wand.
D. Er is geen fluor bij herpes.

C.

Open vraag: Hoe gaat de kweek van Herpes? (Welk medium)

Virus-transport-medium

Open vraag: Hoe heet de eerste lijn van spirocheten?  3 Namen.

Leptospira, treponema en borrelia.

Leptospira veroorzaakt:
A. Lyme.B. Hoge koorts.C. Ziekte van weil.D. Blaasjes op het lichaam.

C.

Open vraag: Noem de 3 families van T.pallidum en wat ze veroorzaken.

Spp.Pertenue = Yaws.
Spp.pallidum = syfilis.
Spp.endemicus = bejes.

Waardoor komt syfilis het lichaam binnen?
A. Door opname van de bacterie.
B. Doordat macrofagen de bacterie fagocyteren waardoor de bacterie zich daar kan vermenigvuldigen.
C. Door penetratie van cellen.
D. Door penetratie van micro laesies.

D.

Open vraag: Wat is de infectie dosis van Syfilis? (Hoeveel bacterien)

60.

Open vraag: Waar nestelt Syfilis zich? In het.... van de.... (4 plaatsen).

Slijmvlies van de: Penis, mond, anus en vagina.

Open vraag: Hoeveel fases heeft Syfilis? Noem ze allemaal op goede volgorde.

4 fases: Primaire, secundaire, latente en tertiaire.

Wat kenmerkt de primaire fase van Syfilis? Ben je dan besmettelijk?
A. Zweertjes over het hele lichaam.
B. Zweertjes op de penis en tong.
C. Grote wonden waar pus uitkomt rond de geslachtsdelen.
D. Ernstige pijn van het geslachtsdeel.

B. Ja.

Open vraag:Wat kenmerkt de latente fase van Syfilis, hoelang kan deze fase duren, ben je dan nog besmettelijk?

Deze fase heeft geen symptomen, kan tot wel 20 jaar duren, je bent dan niet meer besmettelijk.

Open vraag: Wat kenmerkt Syfilis tarda, is deze fase nog besmettelijk en waar kun je klachten krijgen? (3 voorbeelden).

Wonden in de huid en onder de voeten, niet besmettelijk. Neurologische, gewrichts en hart problemen.

Wanneer en hoe kan verticale transmissie (van moeder op kind) plaats vinden?
A. Tranplacentair, altijd.
B. In de baarmoeder, als er actieve laesies aanwezig zijn.
C. Trancplacentair, als er actieve laesies aanwezig zijn.
D. Dit kan niet.

C.

Open vraag: Noem de serologische testen die gedaan kunnen worden op Syfilis. 4 + 1 bonus.

TPPA, TPHA, FTA-abs, VDRL en EIA.

Wat toon je aan met de VDRL test?
A. Reagine.
B. Antigenen van de bacterie.
C. Antilichamen tegen de bacterie.
D. Niets.

A.

Waar is het serum mee gemengd bij een VDRL test?
A. Syfilis antilichamen.
B. Syfilis antigenen.
C. Cardiolipine/fosfolipine antigeen.
D. Gefixeerd T.pallidum.

C.

Wat voor reactie is de VDRL test?
A. Uitvlokkingsreactie.
B. Antilichaam/antigeenbinding.
C. Chemische reactie.
D. Agglutinatiereactie.

A.

Binnen hoeveel tijd na behandeling van een recente infectie is de VDRL reactie negatief?


A. Direct.
B. Binnen 1-2 jaar.
C. Binnen 10 jaar.
D. Nooit.

B.

Wat geeft goede informatie over succes van de therapie bij de VDRL test, een kwalitatieve of een kwantitatieve uitvlokkingsreactie?

Een kwantitatieve uitvlokkingsreactie.

Waar wijzen een positieve VDRL, FTA-abs en TPPA test op?
A. Een langere actieve infectie met Syfilis.
B. Een langere niet actieve infectie met Syflilis.
C. Een recente actieve infectie met Syfilis.
D. Een recente niet-actieve infectie met Syfilis.

C.

Kan de reactiviteit van de VDRL test bij onbehandelde patienten verdwijnen?

Ja.

Open vraag: Wat is bij de VDRL test het prozone fenomeen?

VDRL test met onverdund serum is negatief.
VRDL test met verdund serum is positief.

Bij de VDRL test is kruisreactie met andere aandoeningen mogelijk, noem 3 van deze aandoeningen + 1 bonus.

Zwangerschap, drugsgebruik, TBC, Pneumokokken.

Wat is het nadeel van de FTA-abs test?
A. De mate van fluorescentie is niet exact te kwantificeren.
B. De test is onbetrouwbaar omdat er veel vals-positieve kruisreacties plaatsvinden.
C. De test is ontzettend duur en niet altijd even betrouwbaar.
D. De test heeft geen nadelen.

A.

Wat is na behandeling sneller negatief? De TPHA test of de FTA-abs test?

FTA-abs test.

Wat is het antigeen bij de FTA-abs test?
A. T pallidum celwand.
B. T pinta.
C. Gefixeerd T.pallidum.
D. Het serum.

C.

Fout positieve uitslagen zijn zeldzaam bij de FTA-abs, maar kunnen toch voorkomen, wanneer treedt dit fenomeen op? 3 Voorbeelden.

Zwangerschap, leverziekten en auto-immuunziekten.

Is de FTA-abs een directe of indirecte immuno-fluorescentie?

Inderect.

Waarom wordt bij de FTA-abs test eerst het serum geabsorbeerd met niet-pathogene treponemen?
A. Zodat de test sowieso positief is.
B. Om kruisreagerende antistoffen te verwijderen.
C. Om te helpende antistoffen toe te voegen.
D. Dit wordt niet gedaan.

B.

Hoeveel tijd na behandeling van een langere infectie van Syfilis kan de FTA-abs test nog positief zijn?A. De test is direct negatief.B. Na enkele maanden nog positief.C. Na enkele jaren nog positief.D. Na tientallen jaren nog positief.

D.

Wat toon je aan met de Inno-lia test?
A. Specifieke IgM antistoffen tegen T.pallidum.
B. Aspecifieke IgM antistoffen tegen T.pallidum.
C. Specifieke IgG antistoffen tegen T.pallidum.
D. Aspecifieke IgG antistoffen tegen T.pallidum.

C.

Welke van de volgende antigenen is geen membraan eiwit van T.pallidum.


A. TpN47.
B. TpN17.
C. TpN15.
D. TmPA.

D.

Welke van de volgende antigenen is een syntetische peptide van T.pallidum (meerdere antwoorden mogelijk).A. TpN47.B. TpN17.C. TpN15.D. TmPA.

D.

Met welke ziekte kan H.ducryei samen infecteren?
A. Hepatitis B.
B. N.gonorroe.
C. C.trachomatis.
D. Geen van het bovenstaande.

D. Met HIV.

Deze bacterie is een Soa die een ulcus molle overbrengt. Over welke bacterie gaat het?
A. N.gonorroeae.
B. C.trachomatis.
C. H.ducreyi.
D. HIV.

C.

Wat kenmerkt een H.ducreyi infectie?
A. Abcessen over het lijf.
B. Ulcussen rond het schaamgebied.
C. Abcessen in de lymfeklieren over het hele lichaam.
D. Abcessen in de lymfeklieren in de lies.

D.

Rond welke factoren kan H.ducreyi groeien?
A. Alleen V factor.
B. V factor en XV factor.
C. X factor en XV factor.
D. X factor V factor en XV factor.

C.

Aan welke bacterie wordt gedacht als er donovan bodies worden gevonden?
A. Calymatobacterium granulomatis.
B. H.ducreyi.
C. Treponema pallidum.
D. N.gonorroeae.

A.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo