Samenvatting: N13121 Levenswetenschappen 1: Evolutie | Open Universiteit
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van N13121 Levenswetenschappen 1: evolutie | Open Universiteit
-
1 Bryson-plus
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
1.1 Hoe bouw je een heelal
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe hoog is temperatuur van CMB als heelal 2x zo klein en hoe hoog als 10x zo klein?
2,73K x 2 = 5,46K
2,73K x 10 = 27,3K -
Wat was de temperatuur van de kosmische achtergrondstraling toen het heelal nog 10 maal zo klein was als nu?
10 x 2,73 K=27,3 K -
Hoe sterk varieert CMB
CMB is op aarde bijna overal gelijk, toch is er enige variatie:
a 0,3% door 'dipole anisotropy' dit komt door de korte afstand van de zon tot de aarde en de beweging van de zon ten opzichte van de kosmische straling.
b verschillen in temperatuur van max 0,001% die wijzen op dichtheidsverschillen in het heelal -
1.2 Welkom in het zonnestelsel
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Hoeveel A.E. is Pluto verwijderd van de zon
39,5 A.E. -
1.3 Het heelal van eerwaarde heer Evans
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
De twee belangrijkste typen van supernovae zijn ontstaan uit ‘witte dwergen’ of ‘zware sterren’. Wat zijn de belangrijkste verschillen in het stralingspatroon, i.e. in hoeverre verschilt de spectrale samenstelling van de uitgezonden elektromagnetische straling?
De 'witte dwergen' (white dwarfs- type Ia):
- zijn het meest helder
- hebben geen waterstof
- stralen in korte tijd alleen zichtbaar licht uit (max gedurende een maand)
De 'zwarte sterren' (type II):
- zijn minder helder
- hebben altijd waterstof
-stralen vrij langdurig naast zichtbaar licht ook UV-licht uit (max gedurende enkele maanden -
Hoe ontstaan type Ia supernovae?
Type Ia supernovae ontstaan bij dubbelsterren waar de een een witte ster is en de ander een rode reus. die beide een baan om een gemeenschappelijk zwaartepunt hebben. de witte dwerg kan dan materie van de rode reus naar zich toe trekken. bij het overschrijden van een bepaalde kritische massa wordt de zwaartekracht van de witte dwerg zo groot dat de ster implodeert . Daarbij komen kernfusie processen opgang en explodeert de ster. Bij het radioactief verval komt energie vrij. Het hete gas straalt deze energie weer uit in de vorm van licht en niet zichtbare electromagnetische straling. -
Wat maakt het bestuderen van ‘witte dwergen’, en het ontstaan van supernovae daaruit, zo waardevol voor het onderzoek van de ruimte?
Doordat type Ia supernovae pas ontstaan als een bepaalde kritische massa (1,4x de massa van de zon) overschreden wordt, is de electromagnetische straling die wordt geproduceerd vrijwel altijd het zelfde. Dat is een zeer waardevol gegeven voor bepaling van afstanden in het heelal. -
Hoe ontstaan supernovae bij ‘zware sterren’?
Type II supernovae ontstaan aan het eind van de levenscyclus van een zwarte ster (ongeveer 8x de massa van de zon) als de nucleaire brandstof is opgebruikt. Daarbij explodeert de buitenste schil van de ster als gevolg van een implosie van de kern. -
Hoe komt het dat ‘zware sterren’ pas imploderen als de massa 8 maal die van de zon is, terwijl dat bij ‘witte dwergen’ al gebeurt bij een massa die 1,4 maal die van de zon is?
De verbranding van de nucleaire brandstof van een zwarte ster zorgt voor voldoende tegenkracht voor de zwaartekracht. De tegenkracht van een witte dwerg is kleiner en daarom implodeert deze eerder. -
1.5 De steenbrekers
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.5
Laat hier meer flashcards zien -
Probeer na te gaan waarom juist de Britten zo intensief bezig waren met de oudere geologische perioden (Devoon en ouder) terwijl er in centraal Europa veel meer belangstelling was voor de jongere geologische perioden.
Vanwege de beschikbaarheid. De oude (Caledonische) gebergtevorming in Europa vond plaats in het Siluur onderanderen in Schotland en Noorwegen.De gebergte vorming in centraal Europa is veel jonger (Boven Carboon, Jura en Oligoceen). Daarom komen er komen er op de Britse eilanden relatief veel oude geologische lagen aan de oppervlakte
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden