Samenvatting: Nask: 1 Stoffen
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van nask: 1 stoffen
-
1.1 verschillende stoffen
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 21/10/2018
Laat hier meer flashcards zien -
Welke (stof)eigenschap mag je nooit gebruiken om een stof te testen als je niet weet of die giftig is?
smaak -
1.2 stoffen aantonen
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 22/10/2018
Laat hier meer flashcards zien -
waarmee kun je nagaan of een bepaalde stof wel of niet aanwezig is (aanwijzers) omdat deze alleen verkleurt als die stof aanwezig is
Indicatoren -
aan welke twee voorwaarden moet een goede indicator voldoen?
- De indicator moet selectief zijn; de reactie mag dus maar met één stof verlopen
- De indicator moet gevoelig zijn; er hoeft maar een kleine hoeveelheid van die stof aanwezig te zijn om de indicator te laten verkleuren
-
tegenwoordig maakt men veel vaker gebruik van een ander type indicator zoals bijvoorbeeld het alcoholblaaspijpje van de politie. hoe noem je deze type?
Sensoren -
1.3 massa meten
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 23/10/2018
Laat hier meer flashcards zien -
waarmee wordt er gerekend bij vaste stoffen en waarmee bij vloeistoffen?
vaste stoffen: massa
vloeistoffen: volumes -
wat zijn afgeleide eenheden van een kilogram om de massa (hoeveelheid) te meten?
1 ton = 1000Kg
1 Kg = 1000 g
1 g = 1000 mg
in winkels gebruikt men ook wel
1 ons = 100 g
1 pond = 500 g -
1.4 lengte oppervlakte en volume
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 24/10/2018
Laat hier meer flashcards zien -
welke stapjes zijn er voor de lengte eenheid
van groot naar klein (x10)
km (x10) = hm (x10) = dam (x10) = m (x10) = dm (x10) = cm (x10) = mm.
en van klein naar groot (:10)
mm (:10) = cm (:10) = dm (:10) = m (:10) = dam (:10) = hm (:10) = km. -
welke stapjes zijn er voor de oppervlakte maat?
van groot naar klein (x100)
km 2 (x100) = hm 2 (x100) = dam 2 (x100) = m 2 (x100) = dm 2 (x100) =
cm 2 (x100) = mm 2
van klein naar groot (:100)
mm 2 (:100) = cm 2 (:100) = dm 2 (:100) = m 2 (:100) = dam 2 (:100) =
hm 2 (:100) = km2 -
Wat is het verschil tussen volume in inhoud?
het volume van een voorwerp is de ruimte die dat voorwerp inneemt, de inhoud is de ruimte die gevuld kan worden. (de inhoud van een blikje cola is 33cl en voor de helft gevuld is het volume 15,5cl) -
hoe bereken je het volume van een cilinder?
in twee stappen:- bereken eerst de oppervlakte van een cirkel
- vermenigvuldig oppervlakte van de cirkel met de hoogte van de cilinder
oppervlakte cirkel = pi x straal x straal (A = TT x r2)
volume cilinder = oppervlakte grondvlak x hoogte (V = A x h)
in een keer is de formule: volume cilinder = pi x straal x straal x hoogte
(V = TT . r2 . h)
Hou er rekening mee dat met een schuifmaat bij een ronde vorm meet je de diameter. Waarbij de diameter gelijk is aan 2x straal: d = 2r - bereken eerst de oppervlakte van een cirkel
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden