Krachten - Meer dan 1 kracht
5 belangrijke vragen over Krachten - Meer dan 1 kracht
Een bergbeklimmer neemt tijdens het abseilen even rust (figuur 8).
Welke twee krachten werken er op de bergbeklimmer?
Ellen doet een proef met een spiraalveer (C = 0,35 N/cm). Eerst meet ze de lengte van de veer als er niets aan hangt: 22 cm. Daarna hangt ze een blokje van 250 g aan de veer.
Bereken hoe groot de lengte van de veer nu wordt. Schrijf de hele berekening overzichtelijk op.
Fz = m ∙ g = 0,25 × 9,8 = 2,45 N
U = F : C = 2,45 : 0,35 = 7 cm
u=FC=2,450,35 =7,0 cm
De veer heeft nu een lengte van 22 (nulstand) + 7,0 = 29 cm.
Twee krachten F1 = 3 N en F2 = 4 N werken langs dezelfde lijn.
- Hoe groot is de resultante van F1 en F2 als ze in dezelfde richting werken?
- Fres = F1 + F2 = 3 + 4 = 7 N
- Fres = F1 + F2 = 3 − 4 = −1 N (of: = −3 + 4 = 1 N)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
In figuur 13 zie je hoe je een paperclip aan een touwtje kunt laten zweven met behulp van een magneet. Op de paperclip werken drie krachten.
- welke krachten
- Welke kracht op de paperclip is omhooggericht?
- Welk van de drie krachten is het grootst? Hoe kun je dat beredeneren?
- magnetische kracht, spankracht en zwaartekracht
- de magnetische kracht
- Welk van de drie krachten is het grootst? Hoe kun je dat beredeneren?
Welke twee meetgegevens heb je nodig om de uitrekking te kunnen bepalen?
• de lengte van de veer met een of meer gewichtjes eraan
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden