Complicaties bij dagvaardingsprocedure voor rechtbank in 1e aanleg - Bewijs en bewijsincidenten

8 belangrijke vragen over Complicaties bij dagvaardingsprocedure voor rechtbank in 1e aanleg - Bewijs en bewijsincidenten

In welke artikelen is de regeling van het civiele bewijsrecht geconcentreerd?

De regeling van het civiele bewijsrecht is geconcentreerd in art. 149-207.

Hoe is de taakverdeling tussen rechter en partijen?

In civiele zaken zijn het anders dan in strafzaken, procespartijen zelf die bewijs dienen te leveren. Wel kan de rechter bewijs opdragen. De met het bewijs belaste partij, behoort slechts in zoverre aan de opdracht te voldoen, dat de rechter weigering daarvan veelal ten nadele van haar zal uitleggen. Het is de rechter die beoordeelt of het bewijs is geleverd.

Wat moeten partijen bewijzen?

Objectief recht hoeft niet bewezen te worden, zelfs buitenlands recht niet. Wel kan de rechter over buitenlands recht informatie aan partijen vragen en officieel inlichtingen in het buitenland inwinnen (art. 67-68). Feiten en rechten moeten in beginsel bewezen worden, aldus art. 149. Met rechten wordt gedoeld op de voor subjectieve rechten benodigde feiten: wie een recht op nakoming van een overeenkomst pretendeert, moet wel die overeenkomst bewijzen, maar het daaruit voortvloeiende subjectieve recht op nakoming wordt zonder meer verondersteld.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat moet de rechter doen met door de ene partij gestelde en door de andere partij onvoldoende betwiste feiten?

Door de ene partij gestelde en door de andere partij niet of onvoldoende gemotiveerde betwiste feiten moet de rechter als vaststaand aanmerken, art. 149.

Wie moet bewijzen, wie heeft de bewijslast?

Het antwoord op die vraag vormt een combinatie van de z.g. objectiefrechtelijke theorie en de billijkheidstheorie die is gecodificeerd in artikel 150: de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten, draagt de bewijslast van de feiten (tot zover de objectiefrechtelijke theorie), tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit (aldus de billijkheidstheorie). Tevens erkent art. 150 dat uit ‘enige bijzondere regel’ nog een andere bewijslastverdeling kan voortvloeien. Die regel kan in de wet staan maar ook door de rechter zijn ontwikkeld.

Hoe dient men te bewijzen en welke bewijsmiddelen zijn toelaatbaar?

Alle bewijsmiddelen, ook niet in de wet genoemde bewijsmiddelen zoals een filmopname, een usb- stick, en een niet ondertekend geschrift, zijn in beginsel toelaatbaar, art. 152 lid 1.

Welke uitzonderingen gelden voor het feit dat alle bewijsmiddelen in beginsel toelaatbaar zijn?

Zo kan de overeenkomst tot arbitrage op grond van art. 1021 slechts bewezen worden door een geschrift of een met zekere waarborgen omklede elektronische evenknie.

Wie zijn bevoegd tot een getuigenis?

Naaste familieleden van de partijgetuige zijn ook bevoegd tot een getuigenis. Wel hebben bepaalde naasten samen met enige professionals ( de geestelijke, advocaat, notaris en arts) een verschoningsrecht, dat hen ontheft van de verplichting om te getuigen (art. 165).

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo