Samenvatting: Nederlands Foutloos Lezen En Schrijven
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Nederlands foutloos lezen en schrijven
-
1 Spelling
-
Wat woord er in les 1 van hoofdstuk 1 spelling besproken
Het werkwoord, welke werkwoordsvorm we tegen kunnen komen en de pv in de tegenwoordige tijd -
1.2 Het werkwoorde
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Waarom worden de verschillende werkwoorden ook wel vervoegingen genoemd
Omdat een werkwoord verbonden kan worden aan een persoon of zaak -
1.3 De persoonsvorm
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Op welke 3 manier kan je de persoonsvorm vinden in de zin?
- De zin vragend maken zonder vragend voornaamwoord
- De zin in een andere tijd zetten
- De persoon of zaak waarmee de zin is verbonden veranderen van getal/ in meervoud zetten -
1.4 De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd o.t.t
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Welke regels kan je toepassen om te weten hoe je een woord in de tegenwoordige tijd in het meervoud schrijft
1e,2e,3e persoon =hele werkwoord -
2 Spelling
-
Wat wordt er in les 2 spelling besproken
Persoonsvorm in de verleden tijd (zwakke, sterke werkwoorden)
Het infinitief (het schrijven van het hele werkwoord) -
2.2 De persoonsvorm in verleden tijd o.v.t
-
Waarom heb je bij de persoonsvorm in de verleden tijd zwakke en sterke werkwoorden?
Omdat je bij de persoonsvorm verleden tijd een klankverandering kan tegenkomen. De woorden die de klankverandering krijgen heten sterke werkwoorden. -
2.2.1 De verleden tijd bij sterke werkwoorden
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe schrijf je een sterk werkwoord in het meervoud
Hetwoord dat je hebt inenkelvoud + en
soms is het dan wel nodig eenklinker weg te laten uit hetwoord -
2.2.2 De verleden tijd bij zwakke werkwoorden
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wanneer schrijf je -de achter een zwak werkwoord in de verleden tijd
Als de stam van hetwerkwoord nieteindigt op het taxikofschip dan schrijf je -de en in hetmeervoud -den -
Waar moet je op letten bij woord die op een f os z eindigen
Het uitgangspunt is de stam dus als het op z eindigt komt deze niet voor in het taxi kofschip krijgt dus een d, maar je schrijft wel een s. Het is dan zo dat een woord met een met een v eindigt die veranderd in de f toch de krijgt -
2.3 De infinitief of het hele werkwoord
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is belangrijk bij het bepalen hoe je een werkwoord schrijft?
Je moet eerst weten welk/ wat voor werkwoord het is:
De pv moet anders gespeld worden dan het infinitief
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden