Subjecten en objecten - De transitieve zin

3 belangrijke vragen over Subjecten en objecten - De transitieve zin

Uit welke zinsdelen bestaat de transitieve zin?

  • Het meest gewone zinstype: de transitieve zin met een zinsrelator, een subject en een direct object.
    1. Jan beet de politieman.
    2. De vandalen vernielden het hele treinstel.
    3. Liesbeth bedacht ons aanvalsplan.
    4. Tim Wellens won de derde etappe.
    5. Het boek bevat 6 hoofdstukken.
  • Telkens de structuur met een divalent werkwoord waarbij de twee medespelers verschijnen als subject en DO

Wat zijn de herkenningscriteria van het DO in de transitieve zin?

  • Herkenningscriteria: o.m. wordt subject bij passivering (indien mogelijk), krijgt van bij nominalisering.
    1. Jan beet de politieman. => De politieman werd gebeten door Jan. Het bijten van de politieman door Jan.

Wat is de voorwaarde voor passivering?

  • Passivering is niet altijd mogelijk. Je kunt niet zomaar elke actieve zin omzetten in een passieve zin. Een belangrijke voorwaarde is dat je zinsww een handelingsww moet zijn. Het moet een situatie uitdrukken waarin een handeling wordt uitgevoerd door een min of meer bewust handelende persoon of instantie.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo