Samenvatting: Nederlands Theorie

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 73 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Nederlands Theorie

  • 1 Spelling

    Dit is een preview. Er zijn 63 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Welke twee begrippen worden veel gebruik bij de spelling van het Nederlands? 

    Regels & uitzonderingen.
  • Wat houden regels & uitzonderingen in?

    Regels laten zien wat er wel opgeschreven moet worden.
    Uitzonderingen laten zien wat er niet opgeschreven moet worden.
  • Kun je zes voorbeelden geven, waarin je een hoofdletter gebruikt bij het schrijven van een zin en bij het schrijven van een naam?

    1 Aan het begin van een zin:
    • Het regent.
    2 Aan het begin van een naam: 
    • Jan Pieters.
    3 In aardrijkskundige namen en woorden die daarvan afgeleid zijn:  
    • Rotterdam, de Utrechtse binnenstad.
    4 In namen van personen en zaken die als heilig worden         beschouwd: 
    • Jezus Christus en Bijbelschool de Wittenberg.

    5 In namen van (religieuze) feestdagen: 
    • Kestmis, Nieuwjaarsdag.

    6 In titels: 
    • Zijne Koninklijke Hoogheid, Daan en Sietse helpen het verzet.
  • 2 De punt.Wat zijn de drie regels, om een punt op te schrijven?

    1:  Aan het einde van een zin
    2: In sommige afkortingen 
    3: Aan het einde van sommige afkortingen
  • 2 De punt.Wat zijn de vijf uitzonderingen waarbij er géén punt opgeschreven wordt?

    1: Je schrijft géén punt na of in afkortingen die je letter voor letter 
        uitspreekt.  
    Voorbeeld: KRO, NCRV, ANWB, HIV, NS, GRV, NPV etc.  

    2: In een afkorting die je als gewoon woord uitspreekt - al dan niet
        met verbindingsstreepje -. 
    Voorbeeld: pc, wc, cd, dvd, cv-ketel, vip, demo etc.    

    3: Na titels. 
    Voorbeeld: Een Reinbrug te ver, Daan en Sietse helpen het verzet. 

    4: Na tussenkopjes. 
    Voorbeeld: De Duitsers op pad, Sietse in het nauw etc. 

    5: In adressen. 
    Voorbeeld: Pietje Puk,
                         Ketelstraat 21
                         1288 XY  Keteldorp 
  • 2 De punt. Wat is de overeenkomst met het aantal punten in afkortingen i.r.t. de  woorden?

    Het aantal punten in afkortingen komen overeen met het aantal woorden dat is afgekort. 
    • Voorbeeld: b.g.g. = bij geen gehoor, a.u.b. = alstublieft 
  • 3 Het vraagteken.Welke regel geldt om een vraagteken op te schrijven?

    1: Je schrijft een vraagteken achter een vragende zin. 
     Voorbeeld: Kom je morgen ook? 
  • 3 Het vraagteken.Wanneer maak je de uitzondering om geen vraagteken in een zin op te schrijven?

    Als een vraag niet letterlijk wordt weergegeven in de zin. 
    Voorbeeld: Hij vroeg hoe laat het was. 
    Je zet dan geen vraagteken, maar een punt.
  • 4 Het uitroepteken.Welke drie regels gelden er om een uitroepteken op te schrijven?

    Je schrijft een uitroepteken als je ergens extra nadruk op wilt leggen zoals na een uitroep, bevel of waarschuwing.  
    Voorbeeld: Au! Kom hier! Pas op!
  • 5 De komma.Leg de vier regels uit waarom je een komma schrijft: tussen twee persoonsvormen, in een opsomming, voor verbindingswoorden tussen twee zinnen, en tussen twee bijvoeglijke naamwoorden?

    1: Tussen twee persoonsvormen: als de zin uit twee zinnen bestaat. 
    Voorbeeld: Als je morgen komt, neem het boek dan mee. 
    2: In een opsomming: om de opsomming overzichtelijk te houden.  
    Voorbeeld: Hij at een appel, peer, mandarijn en banaan.
    3: Voor verbindingswoorden tussen twee zinnen: bij een overgang         in de zin. 
    Voorbeeld: Ik kom straks, want ik heb huiswerk te doen. Ik ga, voordat ik nog te laat kom. 
    4: Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden: Dat grote, dikke boek 
          valt straks om. Die oude, rode, Toyota Starlet rijdt nog steeds. 
LET OP!!! Er zijn slechts 73 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart