Samenvatting: Nederlands Werkwoordspelling

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Nederlands werkwoordspelling

• persoonsvorm verleden tijd

  Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 07/01/2021
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat zijn de regels bij zwakke werkwoorden in de verleden tijd

  Gebruik 't sexy fokschaap en het eindigt op een +de(n) of +te(n)

• Wat zijn de uitzonderingen bij zwakke werkwoorden in de verleden tijd 

  Bij de zwakke werkwoorden die eindigen op klinker die veranderd gebruik je de stam hoe die was

• Het nieuwtje ...... (Verspreiden)  zich snel door school

  Verspreidde 

• voltooid & tegenwoordig deelwoord

  Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 07/01/2021
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoe spel je een voltooid deelwoord als het een sterk werkwoord is

  Er vind een klinker wisseling plaats +en

• Hoe spel je een voltooid deelwoord als het een zwak werkwoord is

  Je gebruikt het 't sexy fokschaap en er komt een ''d'' of ''t'' in voor

• Engelse werkwoorden

  Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 07/01/2021
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoe spel je een Engels werkwoorden

  Met 't sexy fokschaap

• Welke 2 dingen zijn belangrijk bij het spellen van Engelse werkwoorden.

  1. De uitgang -e laten staan
     
  2. dubbele medeklinker als je in het Engels uitspreekt. Als je het woord in het Nederlands uitspreekt geen dubbele medeklinker 

• Hij faxen ... (v.t.) dat jullie gisteren heel goed bridgen .... (v.t.)

  Faxte + bridgeden

• persoonsvorm tegenwoordige tijd

  Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 07/01/2021
  Laat hier meer flashcards zien

• Wanneer gebruik je het hele werkwoord in de tegenwoordige tijd

  Bij meervoud met onderwerpen wij/jullie/zij

• Door welke 3 manieren kan je de stam tegen komen in de tegenwoordige tijd

  1. Ik vorm
     
  2. jij op vragende wijzen
  3. gebiedende wijs ( bevel )