Inleiding - Voornaamwoord (pronomen) - Betrekkelijk voornaamwoord (relativum)

9 belangrijke vragen over Inleiding - Voornaamwoord (pronomen) - Betrekkelijk voornaamwoord (relativum)

Kunnen dat/wat bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden?

Enkel zelfstandig
- dat: verwijst terug naar het-woorden
- wat: + (beperkt gebruik) en + IAZ

Kunnen welke/hetwelk bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden?

Enkel zelfstandig na sommige voorzetsels: het principe volgens hetwelk

Kan wie bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden?

Enkel zelfstandig
- na voorzetsels: de jongen, aan wie
- IAZ
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn de morfologische eigenschappen van het betrekkelijk voornaamwoord?

Passen zich aan aan het getal en het geslacht van het antecedent

het kind dat daar staat
de vrouw die daar staat
de kinderen die daar staan

Wat zijn de syntactische eigenschappen van het betrekkelijk voornaamwoord?

Verbinden twee zinnen met elkaar: de zin waarin het antecedent staat en de relatiefzin, die iets zegt over het antecedent. Ze staan dus vaak onmiddellijk achter het antecedent en altijd aan het begin van de relatiefzin.

Ik ken een professor. Zij danst elke vrijdag de samba.
=> Ik  ken een prof die elke vrijdag de samba danst.

Welke drie types van de betrekkelijke bijzin/relatiefzin kan je onderscheiden?

3 types:
1. Relatiefzin bij substantief/pronomen
2. Relatiefzin bij een hele zin
3. Relatiefzin bij niets

Welke twee types relatiefzinnen bij substantief/pronomen zijn er?

1. beperkende relatiefzin (geen komma ervoor)
= informatie noodzakelijk om de referent van het antecedent te kennen

De STUDENTEN die te laat kwamen, moesten nablijven.
Jan is IEMAND met wie moeilijk te praten valt.
Vraag het aan DEGENEN die erbij waren.


2. uitbreidende relatiefzin (tussen komma’s)
= extra info, niet noodzakelijk om de referent van het antecedent te kennen

De STUDENTEN, die te laat kwamen, moesten nablijven.
JAN, met wie het altijd moeilijk onderhandelen is, heeft zich weer eens stijfkoppig opgesteld.

Wat kun je vertellen over de relatiefzin bij een hele zin?

De hele voorafgaande zin is het antecedent.

HIJ WAS ERG ZIEK, wat ik toen nog niet wist.

DE DOCENT STRUIKELDE OVER HET SNOER, hetgeen flink op onze lachspieren werkte.

Hoe vermijden we verwarring tussen de ingesloten-antecedentzin (IAZ) en de afhankelijke vraagzin?

IAZ: Wie zoiets beweert, is gek.
- wie is een betrekkelijk voornaamwoord
- je kunt het antecedent te voorschijn halen: degene die zoiets beweert, is gek.
- geen vragend karakter

Afhankelijke vraagzin: Ik vraag me af wie zoiets beweert.    
- wie is een vragend voornaamwoord. 
- geen antecedent: *Ik vraag me af degene die zoiets beweert. 
- vragend karakter: komt voor in vraagcontexten: Ik vraag me: wie beweert zoiets?

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo