Startpagina / Samenvattingen / Neonatologie / baby-weken-longvocht

Prof. Allegaert | Respiratoire adaptatie

Q: Wat moet er gebeuren met de longen als de baby geboren is en hoe doet de baby dat?

Voor de geboorte zijn het slappe longblaasjes en zijn deze gevuld met longvocht. Na de geboorte gaan deze longblaasjes open en worden ze gevuld met lucht , het longvocht moet dus weggaan.

Q: Wat zijn enkele klinische tekenen voor ademlast bij een pasgeborene?

1. Tachypnea , dan gaat de baby sneller ademen en komt dus boven de 60x per minuut uit. 2. Retractie , dan gaat de borstkas van de baby sterk op en neer (suprasternaal = boven het borstbeen, intercostaal = tussen de ribben en subcostaal = onder de rib gelegen) 3. Neusvleugelen (reflexgedrag) 4. Cyanose , dan kleurt de baby blauw door te weinig zuurstof 5. Hoorbare ademhaling, kreunen , om de druk te bewaren, sluiten de stembanden. 6. Slecht drinkgedrag 7. Te stil

7 belangrijke vragen over Prof. Allegaert | Respiratoire adaptatie

Wat wordt er verstaan onder transitie als we het over baby's hebben?

Transitie is de omschakeling van foetus naar neonatus. De baby moet zelf zijn vitale functies stabiliseren zodra hij/zij geboren is.

Wat moet er gebeuren met de longen als de baby geboren is en hoe doet de baby dat?

Voor de geboorte zijn het slappe longblaasjes en zijn deze gevuld met longvocht.

Na de geboorte gaan deze longblaasjes open en worden ze gevuld met lucht, het longvocht moet dus weggaan.

Hoe zorgt een baby ervoor dat de longblaasjes gevuld worden met lucht en dat het longvocht weggaat uit de longen?

De baby moet gaan ademen, dit gebeurd door zowel uitwendige als inwendige prikkels.
Automatisch maken de longen een stofje aan SURFACTANT dat voorkomt dat de longblaasjes platvallen zodat de alveolen langzaam gelijkmatig geopend worden.

Vervolgens moet de baby regelmatig gaan ademen. Gemiddeld is dat 40x per min (30-60x/min)

Ook wel:
1. Longvocht secretie (afscheiden)
2. Longvocht resorptie (opnemen)
3. Surfactant synthese (verbinding tot een nieuw geheel)
4. Surfactant secretie (afscheiden)
5. Dynamiek eerste ademhalingen

Wat zijn enkele klinische tekenen voor ademlast bij een pasgeborene?

1. Tachypnea, dan gaat de baby sneller ademen en komt dus boven de 60x per minuut uit.
2. Retractie, dan gaat de borstkas van de baby sterk op en neer (suprasternaal = boven het borstbeen, intercostaal = tussen de ribben en subcostaal = onder de rib gelegen)
3. Neusvleugelen (reflexgedrag)
4. Cyanose, dan kleurt de baby blauw door te weinig zuurstof
5. Hoorbare ademhaling, kreunen, om de druk te bewaren, sluiten de stembanden.
6. Slecht drinkgedrag
7. Te stil

Wat gebeurt er fysiologisch met het longvocht wanneer het wordt geresorbeerd?

Het begint al tijdens de bevalling zelf dat het longvocht geresorbeerd wordt, de Na-kanalen worden geactiveerd op basis van hormonen, wanneer het vocht in de longen wordt geresorbeerd dan gaat het vocht weg via het bloed en de lymfevaten.

Wat zijn de benamingen van de episodes van de structurele longontwikkeling?

1. Embryonaal (0-7 weken)
2. Pseudoglandulair (8-16 weken)
3. Canaliculair (17-26 weken)
4. Sacculair (26-35 weken)
5. Alveolair (35 weken tot 5j)

Wat is de rol van surfactant bij de longontwikkeling?

Surfactant = essentieel voor de normale longwerking en wordt geproduceerd door type II pneumocyten en daarin opgeslagen tot het massaal wordt vrijgesteld tijdens de geboorte.

Surfactant is een pool van verschillende stoffen, voornamelijk vetten die ervoor zorgen dat de fysische verschillen in oppervlaktespanning als gevolg van de verschillen in diameter tussen de alveoli worden opgevangen. Het verspreidt zich als een soort balletjes om te voorkomen dat de druk dichtvalt.

Voor de geboorte: slappe longblaasjes gevuld met longvocht.
Na de geboorte: open, opgeblazen longblaasjes gevuld met luncht --> longvocht moet verwijderd worden.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Neonatologie

Bekijk samenvatting