Samenvatting: Neuro

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van NEURO

• 1 NEURO

  Dit is een preview. Er zijn 68 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoeveel neuronen heeft het CNS (=Central nerve system)?

  10^11 neuronen

• Benoem de polariteitsvormen waarin neuronen voorkomen met een korte uitleg (4+3subgroepen).

  Unipolair = dendriet staat in directe verbinding met axon en het soma ligt er niet tussen.
  Pseudo-unipolair = axon en dendrieten vormen 1 baan met het soma gelegen in of naast het axon.
  Bipolair = soma ligt tussen axon en dendriet in.
  Multi-polair = soma vormt een groot knooppunt van dendrieten. Hieronder verstaan we:
  Pyramide vorm: soma heeft een driehoekvormige structuur met 1 axon.
  Stellate vorm: stervormige structuur van soma.
  Purkinje = talloze dendrieten komen samen bij soma, welke maar 1 axon heeft.

• Er valt ook een onderscheid te maken in dendritische vormen van neuronen. Noem ze alle 4.

  Purkinje, Stellate, Pyramidaal en Granule (=korrelvormige soma met zeer gevarieerde neuronstructuren)

• Noem de vier functies die neuronen kunnen vervullen.

  Sensorisch, motorisch, interneuron (=schakelcel), neuroendocriene neuron

• Wat zijn de snelheden van actiepotentialen over een gemyelineerd en ongemyelineerd neuron?

  Over een 'naakte' neuron verloopt een AP met een snelheid van 2 m/s. Over een gemyelineerd neuron verloopt AP met een snelheid van 100 m/s.

• Zijn de knopen van Ranvier onbedekt? En wat is de afstand gemiddeld tussen elke knoop?

  De knopen van Ranvier vormen geen onbeschermd neurongedeelte. De myelineschede overlappen elkaar zodanig dat het neuron er niet ontbloot bij ligt. De knopen liggen rond de 0,2-2 milimeter van elkaar vandaan.

• Door welke cellen worden dendrieten en soma omgeven/beschermd?

  Astrocyten.

• Waar hangt het PSP van af? (PSP = post synaptisch potentiaal)

  - hoeveelheid neurotransmitter in synapsspleet aanwezig
  - type neurotransmitter: EPSP en IPSP
  
  EPSP = exciterend PSP; stimuleert AP in PSP (Glutamate, Glycine)
  IPSP = inhiberend PSP; remt AP in PSP (GABA, dopamine)
  
  De som van EPSP+IPSP moet de drempelwaarde bereiken ter behoeve van een AP (dit gebeurt op de hillhock/axonheuvel).

• Wat gebeurt er met een PSP die niet de drempelwaarde bereikt?

  Een post synaptisch potentiaal door EPSP neurotransmitter dooft naarmate de afgelegde afstand groter wordt uit en is afhankelijk van de diameter van de cel. In een 'buis' met een kleinere diameter vindt er een snellere uitdoving plaats van het PSP.

• Wat behoort bij PNS en wat bij CNS?

  CNS = ruggenmerg + hersenen. PNS = alle neuronen daarbuiten plus de ganglia (=zenuwknopen=zenuwen die samenkomen en een overeenkomstige innervatie/functie hebben).