Samenvatting: Nha Kinderpsychologie 5-8
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van NHA Kinderpsychologie 5-8
-
5 Babyperiode (0-1,5 jaar): cognitieve ontwikkeling
-
5.2 Taalontwikkeling
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil tussen de actieve en de passieve woordenschat?
Passieve woordenschat slaat op het totaal aantal woorden dat iemand herkent en begrijpt maar nog niet noodzakelijk gebruikt. De actieve woordenschat gaat over het totaal aantal woorden dat iemand gebruikt wanneer hij spreekt of schrijft. -
5.2.1 Prelinguale periode: de basis voor de taalontwikkeling
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is de prelinguale of preverbale periode en wanneer vindt deze plaats?
Tussen 0 en 1 jaar. Er wordt wel taal gebruikt maar nog geen herkenbare woorden. De taalontwikkeling begint met luisteren. Pasgeboren baby's kunnen al verschillende fonemen onderscheiden. -
Hoe gebeurt prelinguale communicatie?
Door middel van geluiden: kirren, huilen, gezichtsuitdrukkingen: lachen, grimas, gebaren: handjes open, armpjes openen en imitatie: de ander nadoen. -
5.2.3 Voltooiing van taal
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.2.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wanneer komt een kind in de voltooiingsfase en wat gebeurt er dan?
Vanaf 5 jaar. De basis is gelegd en de taal wordt verfijnd. -
5.2.4 Speen- en duimzuigen
-
Waarom beïnvloed speen- en duimzuigen de spaalontwikkeling?
De spieren van mond en tong krijgen geen kans om te oefenen. Een kind kan ook gaan slissen of lispelen. -
5.2.7 Laat een kind in zijn waarde
-
Waarom kun je een kind beter niet expliciet corrigeren als hij een taalfout maakt?
Een kind durft zich dan niet meer zo spontaan te uiten. -
5.3.1 Het openen van de zwarte doos
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.3.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil in visie tussen behavioristen en Piaget?
Behavioristen onderzoeken alleen onderzoeken van buitenaf (stimuli). Volgens Piaget spelen zowel de omgeving als de natuurlijke groei/rijping een rol. -
5.3.2 Basisprincipes in de theorie van Piaget: schema’s en adaptatie
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.3.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat bedoelt Piaget met schema?
Een mens doet nooit twee keer achter elkaar iets op dezelfde manier. Wel hebben deze handeling een basisstructuur (schema). Een schema zorgt ervoor dat kinderen continuïteit vertonen in hun gedrag. -
5.3.3 Ontwikkelingsstadia volgens Piaget
-
Hoe verloopt de cognitieve ontwikkeling van een kind volgens Piaget?
Volgens een patroon dat biologisch bepaald is. Er zijn een aantal fasen met een vaste volgorde. Ontwikkeling wordt bepaald door rijping en ervaringen. Omgeving is nodig voor het rijpingsproces. -
5.3.3.2 Het sensomotorische stadium
-
Welke 6 stadia onderscheidt Piaget binnen de sensomotorische fase?
- Eerste stadium: stadium van de reflexen, tot 1 maand oud
- Tweede stadium: herhalen, 1-4 maanden
- Derde stadium: bewustwording, 4-8 maanden
- Vierde stadium: objectpermanentie, 8-12 maanden
- Vijfde stadium: actief experimenteren, 1-1.5 jaar
- Zesde stadium: mentale handelingen, 1.5-2 jaar
- Eerste stadium: stadium van de reflexen, tot 1 maand oud
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden