Samenvatting: Nieren En Longen
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Nieren en longen
-
1 Week 1
-
1.1 Hoorcolleges
Dit is een preview. Er zijn 75 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
wat zijn de verschillen tussen de linker- en rechternier?
ze zijn beide 10-12 cm, maar de rechternier ligt iets lager dan de linker. de linker heeft een langere v. renalis door de ligging van de abdominale vene. -
hoe verloopt de vaatvoorziening van de nier?
1 nefron heeft zijn eigen vaatvoorziening:
a. renalis -> a. interlobair -> a. arcuata (voorziet afferente arteriole)
de efferente arteriole doet de voorziening van je nefron, dus van het tubulaire systeem. -
waaruit bestaat het juxtaglomerulaire apparaat?
uit de macula densa (zoutaanbod distale tubulus) in de distale tubulus en de juxtaglomerulaire cellen in de afferente arteriolen.
je hebt ook nog extraglomerulaire mesangiumcellen. -
door welke factoren wordt de GFR bepaald?
- Starling krachten in glomerulaire capillair
- capillaire doorlaatbaarheid
- filtratie-oppervlak (filtratie = hydrostatisch drukverschil - colloid osmotische druk)
-
hoe verschillen de colloid osmotische druk en hydrostatische druk in de verschillende delen van een nefron?
- colloid osmotische druk in kapsel v Bowman is laag (zitten eigk geen eiwitten in)
- hydrostatische druk in kapsel v Bowman is groter, want ultrafiltraat verzamelt zich hier en kan makkelijk weg
- colloid osmotische druk in capillairlisje wordt groter, wanneer er bloed van afferent naar efferent gaat, want de concentratie eiwitten gaat hier toenemen
- hydrostatische druk in glomerulus wordt heel constant gehouden, omdat er sfincters in afferente + efferente arteriole zijn
- hydrostatische drukverschil moet groter zijn dan colloid osmotische druk, anders geen filtratie!
-
wat is het compensatiemechanisme van een falende nier?
als je minder nefronen hebt, faalt de autoregulatie dmv sfincters. compensatie: efferente vasoconstrictie + afferente vasodilatatie: druk in glomeruli neemt toe -> nog steeds uitscheiding van stoffen. als de druk in de glomeruli lang hoog is, gaan er meer nefronen en dus glomeruli kapot. -
wat geef je voor medicatie om dit natuurlijke compensatiemechanisme tegen te gaan?
voorkomt achteruitgang nierfunctie: je verlaagt de druk in glomeruli. ACE-remmers: efferente vasodilatatie (door ANGII) + eiwitbeperking: vasoconstrictie afferente arteriole: druk neemt weer af. je levert op deze manier wel altijd een klein beetje GFR in, omdat de druk in de glomeruli lager wordt. -
wat zijn alle functies van de nier?
- productie EPO: stimulatie beenmerg maken rode bloedcellen
- inactieve vitamine D omzetten: hebben we nodig om calcium op te nemen uit voedsel
- fosfaatbalans reguleren
- K+ uitscheiden
- zuur-base balans in stand houden
- zoutbalans: bloeddruk en volumeregulatie
- waterbalans: osmoregulatie
- uitscheiding afvalstoffen
-
hoeveel is je dagelijkse GFR?
20% van je HMV gaat door je nieren, dus 1L/min. bloed bestaat voor 40% uit cellen en 60% plasma, dus RPF (hoeveelheid plasma) = 600 ml/min. de filtratiefrictie hiervan is 20%.
GFR = 120 ml/min = 180L/dag. deze hoeveelheid hebben we echt nodig om afvalstoffen uit te scheiden.
de urine output op een dag is hier 1/10 van (1,8 L/dag). -
hoeveel creatinine scheidt je uit op een dag?
je maakt ongeveer 100 micromol/L creatinine. als je dit deelt door de 180L/dag GFR, dan kom je op 18 mmol/dag creatinine. hier kijk je naar als je de nierfunctie van iemand wil bepalen.
creatinine wordt niet teruggeresorbeerd, alleen uitgescheiden. er is nog wel een beetje tubulaire secretie, dus er zit een foutmarge van 10% in.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden